MET HET M.S. 'FAITH' VARENDE DOOR DE INDISCHE ARCHIPEL Pohon-Linde is weer terug van weggeweest, zowel in Negri kodok als in Moesson en omdat die bepaalde reis op het m.s. 'Faithaanvankelijk nog onder de Nederlanse vlag varend, in menig opzicht een opmerkelijke reis was, dit verslag. Voer ik meestal als vaste kapitein op het m.s. 'Carola Smits', thans verkocht aan Cyprus, zo diende ik mij voor deze reis naar het m.s. 'Faith' te begeven, dat in Townsville (Queensland, Australië) aan het laden was voor Tanjong Priok en Singapore. Alhoewel containers varen een doods aandoend zaakje is, zoals trouwens de hele koopvaardijvaart steeds meer een bureaucratisch gedoe begint te worden waar walslurpen het voor het zeggen hebben, had ik er bepaald zin in om op dit containerschip een torn van vier tot zes maanden te maken, en wel omdat de vaart grotendeels door de Indische Archipel zou leiden. De reis achter het Groot Barrière Rif, door Straat Torres en benoorden de Kleine Sunda-eilanden ver liep voorspoedig en ik ervoer het als een groot genoegen, nog diverse prauwen nabij Surabaya onder origineel zeiltuig te zien varen. Ten anker liggend op de rede van Tandjong Priok werden we ingeklaard en omdat de stuurman vergeten had om de (gele) quarantaine-vlag voor te hijsen, wilden de douane- en immigratie autori teiten in plaats van het gebruikelijke ver plichte geschenk, één slof sigaretten, dit kleine foutje uitbuiten door twee sloffen sigaretten en ook nog een fles whisky de man te eisen. Uiteraard ging de conversatie in het gangbare steenkool-Engels, maar toen zij gereed waren met het stellen en formule ren van hun absurde eis en ik in het Maleis uitlegde waarom ik niet inging op hun eisen, maar dat het gewoon bij één slof sigaretten de man bleef, was het kos telijk om hun verbaasde gezichten te zien en hun reactie aan te horen. De loods bezigde nog enige woorden Nederlands en 'vol vooruit' was gewoon 'pol pooruit' en 'de machine stopzetten' was nog steeds gewoon 'setop'. De mandoer die tijdens het lossen van de containers dienst deed, nog slechts een of twee losse tanden in zijn mond had en die nog uit de KPM-tijd een behoorlijk mondje Hollands sprak, gaf ik op diens verzoek in de messroom een paar sne- Het M. S. Faith bij het lossen te Papua Nieuw- Guinea 30 den 'berot', maar sneed in verband met de slechte situatie van zijn gebit, de korstjes eraf en smeerde er een duim dik boter op. Dat dit bij hem als honing naar binnen gleed, moge duidelijk zijn. Een uur na vertrek uit Tanjong Priok, en koers naar Singapore gezet hebbende door de Gaspar Straat in plaats van door de van piraten en zeerovers vergeven Straat Banka, kwam er een telex binnen dat het schip verkocht was, onder de vlag van Singapore gebracht zou worden en of ik maar de overdracht wilde klaarma ken. Dit laatste is uiteraard een enorme admi nistratieve rompslomp van proviand tellen en uitrekenen, de kantine-voorraad tellen en uitrekenen, de bunkers peilen, enz. enz. en dat allemaal tussen Billiton en Pulu Bintan. Na aankomst in Singapore bleek dat de 'Faith' inderdaad echt verkocht was, zij het door een stel Nederlanders die het schip uitvlagden naar Singapore en die er goedkope Filippino's op gingen zetten. Maar de charteraar (en dat hoorde ik later) te Townsville nam daar geen genoegen mee en eiste dat op zijn minst de oude kapitein en hoofdmachinist nog een reisje aan boord zouden blijven om de nieuwe ploeg in te werken. Aldus vroeg men mij of ik nog een reis mee wilde gaan om de nieuwe kapitein in te werken. Omdat ik de vaart door de Molukken zo interessant en fijn vond, stemde ik gena diglijk toe... Na lossing en belading, na omgevlagd te zijn en na vertrek uit Singapore en uiter aard in deze moderne tijd zonder 'sparks' (marconist) varend, nokte het zendge- deelte van de telex-via-satelietverbinding af en ontvingen wij acht keer per dag paniektelexjes met de vragen of alles goed was aan boord, waar we zaten, of we nog dreven of gezonken waren en of we soms door piraten waren aangevallen. In de buurt van de Tukang Besi-eilanden kregen we eindelijk het eerste (normale) schip in zicht en met de aldis (daglicht)-seinlamp riep ik hen op en ver zocht om radiotelefonie-contact. De stuurman op wacht bleek een Molukker te zijn en toen ik in het Maleis overschakelde was hij zo blij als een kind. Na onze situatie uitgelegd te hebben was hij zo vriendelijk en behulpzaam om namens ons een telex naar Townsville te sturen met de boodschap dat alles OK was en de verklaring van ons noodge dwongen stilzwijgen per radio en telex. De vaart benoorden Nieuw Guinea was imposant en nabij Pulu Dampier passeer den we een schitterend vulkaaneiland met een rookpuim er bovenop. We losten in Papua, Nieuw Guinea con tainers, gemeerd liggende aan een mini- steigertje met branding boven een

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 30