D A. Visker O
Jagen, aangeboren eigenschap
Lieve Sobats
van
heinde en ver
In plaats van een kaart terug vanaf
deze plaats: zorgeloze, gezonde dagen
en behoud van al het goede voor 1995
toegewenst
Lilian Ducelle
J.G. Yssel De Schepper
ALLE
VERZEKERINGEN
wordt er niet gevangen, meestal komt het erop neer dat de
vogels of badjings worden verschrikt en verjaagd. Maar de
jonge jagers pochen toch dat ze hem 'ampir kena' (bijna raak).
Zijn ze een paar jaartjes ouder en gaan ze de lagere school ver
laten, dan is er betere uitrusting, dan komt de windbuks,
meestal een afdankertje van Boeng en alle snoepgeld wordt
gebruikt voor het kopen van de loden kogeltjes in de Chinese
toko. En dan maar op pad, elk vrij ogenblik loeren naar de tak
ken waar de duiven zitten, of kruipen door de sawah, waar de
snippen en andere watervogels samenscholen. Nu lukt het
weldra beter, vaak genoeg komt de
knaap dan thuis met vuile kleren, die
kokki dan wel in de dapoer zal
schoonmaken.
Onze jagers krijgen nu snel ervaring,
ze weten de plekjes en mogen nu ein
delijk ook wel eens mee met de man
nen, die voor dag en dauw naar de
verre ladangs gaan om wilde varkens
op te drijven. Dat is pas wat!
Na de jacht dragen de koelies een
geschoten tjelleng op een lange bam
boestok tussen zich in. Gauw zijn de
jongens groot genoeg om een echt
geweer te mogen vasthouden en voor
ze zestien zijn, gaan ze zelfstandig
met kameraden op jacht, ver in de
dessa, waar de kamponglieden veel
last hebben van de wilde varkens, die
hun oogst komen vernielen.
Maar daar blijft het dan als regel bij.
Nu komen werken en carrière maken
aan de beurt en wordt het jagen niet
meer dan een uitstapje, een enkele
keer. De spuit (geweer) blijft aan de
muur hangen, want de echte jagers
zijn dun gezaaid. Dat zijn diegenen
die de gelegenheid hebben zich een
goede uitrusting aan te schaffen en
die de tijd hebben om in hun buurt het grotere wild te besluipen.
Zij zijn de beroepsjagers, wier romantische verhalen boekdelen
kunnen vullen. Maar, laten we even onder ons zeggen, is er een
Indische jongen die niet jaloers op hen is en die niet heel graag
met hen had geruild. Toch aangeboren, of niet?
Indische jongens zijn vaak jagers, die geen groter plezier bele
ven dan erop uit te trekken naar de bossen of bergen, om wild
of gevogelte te verschalken. Vanaf hun prilste jeugd hebben ze
hun vaders, ooms of grote broers over de jacht horen praten en
natuurlijk ook een beetje horen opscheppen. Ze kunnen nauwe
lijks het geduld opbrengen, tot ze zelfde natuur in kunnen trek
ken om hun jachtdromen tot werkelijkheid te maken...
Trouwens, ze doen dat vroeg genoeg hoor, samen met hun
school- of buurtkameraadjes, ook heel dikwijls met eenvoudige
kampongkinderen, zo gaan ze achter hun huis of in de nabijheid
van hun tuin al op stap met katapult of blaaspijpjes, zelfgemaakt
naar het model en met behulp van grote broer (boeng). Veel
Alg. Assurantiebedrijf "Argo"
Kantoor en woonhuis Corn, de Witt-
laan 83, Den Haag, tel. 070 - 355 71 72
17