Van een afscheid
en een tentoonstelling
door: René Wassing
Twee recente gebeurtenissen, die nauw
in elkaar grijpen omdat ze onverbrekelijk
verbonden zijn met één persoon, die het
middelpunt van dit artikel wordt: mevrouw
drs. H.C. Djohani-Lapian, bibliotheca
resse van het Volkenkundig Museum
Nusantara in Delft.
Achter deze officiële naam schuilt het
lieve kleine mevrouwtje met het olijke
toetje boven op het hoofd, dat allen die
haar kennen - en dat zijn er velen - zo
dierbaar is geworden.
'Zeg maar gewoon Hil, hoor!' Hilly dus
heeft 18 jaar lang met grote toewijding en
veel plezier de bibliotheek van het muse
um verzorgd en op deze manier geleide
lijk aan ook een vriendenkring rond het
museum opgebouwd. Nu vindt ze het
welletjes en gaat met de VUT om zich aan
andere dingen te wijden en haar cucuks
te kunnen verwennen. Haar afscheid
heeft ze op 18 november jl. in de hal van
de Vrije Academie op grootse wijze,
samen met ons, haar vele gasten,
gevierd.
Voor wie het nog niet weet, Hilly is
Indonesische, op Java geboren, maar
haar stamland is de Minahasa, ver weg in
de uiterste noordoostelijke punt van
Sulawesi. Als Indonesische heeft zij zich
altijd ingezet om het Nederlandse publiek
door kennisoverdracht dichter bij haar
geboorteland te brengen.
Dansvoorstellingen, modeshows, ten
toonstellingen, discussies, heerlijke
recepten uit eigen keuken, niets was haar
teveel om Indonesië in Nederland uit te
kunnen dragen.
En in haar vrije tijd heeft zij ook cursus
sen Indonesisch geleid; en met goed
resultaat, zoals haar leerlingen op het
afscheid hebben bewezen. Is het gek, dat
dit een moeilijk afscheid werd met veel
brokken in de keel en menig traantje dat
weggepinkt werd? Hilly is geweldig in het
zonnetje gezet. Een mooie, welgemeen
de toespraak van directrice Danielle
Lokin en woorden van dank van de
medewerkers Marga Schoemakers en
Pim Westerkamp, gevolgd door geschen
ken. En als klap op de vuurpijl, een
demonstratie van de Kabesaran, de tradi
tionele, woeste krijgsdans van de
Minahasa, speciaal bestemd voor hoog-
Hilly Djohani-Lapian
geëerde personen. Daarvoor waren de
dansers helemaal uit Arnhem en Zutphen
gekomen; en hun originele krijgsuitrusting
met indrukwekkende vogelhoofdtooien
was speciaal uit Indonesië overgevlogen.
Een hormat die helemaal op zijn plaats
was.
Hilly liep al een paar jaar met het plan
rond om haar carrière af te sluiten met
een groots opgezette tentoonstelling,
bedoeld als hommage aan haar stam
land. In deze tijd van rigoreuze bezui
nigingen beslist geen eenvoudige opga
ve. Ze heeft er dan ook voor moeten
knokken en alle laatjes van haar inventivi
teit wijd open moeten trekken om toch
haar doel te bereiken.
De tentoonstelling is er gekomen, zij het
in afgeslankte vorm, maar juist daardoor
sterk van overtuigingskracht.
De tentoonstelling Minahasa, sporen van
een oorspronkelijke cultuur in Indonesië
is uiteindelijk een samenwerkingsproject
geworden met Dr. Menno Hekker, die
juist zijn proefschrift over de Minahasa
had voltooid.
Van deze oud-Indonesische cultuur is
aan voorwerpen niet veel overgebleven.
Gelukkig kon de Delftse verzameling wor
den aangevuld met ontbrekende objecten
uit de volkenkundige musea van
Nederland en Zwitserland (Bazel), die als
goede collega's ruimschoots hebben bij
gesprongen. Zo ontstond een kleine maar
fijne verzameling, die, aangevuld met
veel illustratiemateriaal een goed beeld
geeft van de belangrijkste cultuuraspec
ten van de Minahasa.
We zien gebruiksvoorwerpen, landbouw
werktuigen, gereedschappen, wapens,
textielen, vlechtwerk, aardewerk, sie
raden en religieuze voorwerpen. Soms
simpel en doeltreffend, zoals de prachtige
kledingstukken van geklopte boombast of
fuya. Of de grote kegelvormige zonne
hoeden van bladrepen vervaardigd en
kleurig beschilderd. Ingewikkelder wordt
het met de weefkunst, die op een hoog
peil stond. Volgens de ikat-weeftechniek
werden mensfiguren ingeweven, afgewis
seld met geometrische banen. Maar ook
motieven, die hun oorsprong vinden in de
patola-doeken die in vroeger tijden door
de VOC uit India werden geïmporteerd.
Zeldzaam zijn de z.g. kain Bèntenan, die
voor de priesters bestemd waren en
waarvan er hier twee te zien zijn.
Afkomstig uit het gelijknamige eiland voor
de kust, werden zij volgens een buitenge
woon ingewikkelde weeftechniek opge
vuld met een streeppatroon van kleine
zeshoekige figuurtjes.
De sieraden werden uit koper of brons
vervaardigd en in een enkel geval uit
goud. Fraai is het oorsieraad in de vitrine,
dat is samengesteld uit krulmotieven en
vleugelvormige uitsteeksels. Verreweg
het belangrijkst zijn de voorwerpen, die
met de oude vooroudergodsdienst te
maken hebben, omdat zij niet alleen oud
en zeldzaam zijn, maar ook omdat zij een
indruk geven hoe de priesters en prieste
ressen, de walian, gekleed waren en
welke attributen zij gebruikten tijdens de
godsdienstige ceremoniën ter gelegen
heid van de overgangsriten in het leven
van de mens. Als sjamanen raakten zij in
trance om in contact te komen met de
zielen der voorouders, maar bijvoorbeeld
ook om zieken te genezen. Zij droegen
hierbij grote kegelvormige hoeden met
een brede afhangende rand van open
kralenwerk. Verder gebruikten zij bij hun
uitbanningsrituelen, beeldjes: teteles of
toto'od, waarin de ziekte moest overgaan
opdat de patiënt zou genezen. Andere
geestelijke leiders waren de tona'as. Zij
hielden zich vooral bezig met het duiden
van goede of slechte voortekenen om
zodoende een goede oogst of een over
winning op de vijand te verzekeren.
Hiertoe hadden zij onder meer een zeer
ingenieus systeem ontwikkeld om bepaal
de vogels te lokken. Uit het gefluit konden
zij dan opmaken of de onderneming gun
stig of ongunstig zou verlopen.
Een ander belangrijk aspect vormt de
35