(vervolg van bladzijde 25. En sLccds weer
Indonesië. Een reis met hindernissen en
geluksbelevenissen
39
iemand wist of en waar Victor H. leefde
en woonde. Ik was net bij mijn zus op
bezoek en ze liet me deze brief zien. 'Of
het onze Vic is?' vroeg ze mij en ik zei:
'Natuurlijk, daar moetje op antwoorden.'
Maanden later kreeg ze een brief uit
Manado met foto's van oom Vic en onze
ouders. Het bleek dat oom Vic in 1938
vader geworden was, waarvan in de fami
lie nooit iemand iets heeft geweten. We
nemen aan, dat zijn vrouw van dit mis
stapje op de hoogte was en hem onder
druk heeft gezet. Oom Vic was een hoge
ome bij de politie, eerst in Manado, later
op Bali. Hij heeft zich nooit meer bij deze
vrouw, die ik maar tante E. zal noemen,
gemeld. Oom Vic stierf in 1954 in Den
Haag.
Mijn broer die nu op Bali woont en altijd
de drang terug naar Indonesië heeft
gehad, ging een paar maanden later,
toen hij weer eens in Indonesië was naar
Manado, omdat hij deze neef graag wilde
ontmoeten. Op de boot kwam hij in
gesprek met een Indonesische familie die
aanbood hem met de auto mee te nemen
van de haven naar de stad. Ze wisten
ook wel een eenvoudig hotel, zeiden ze.
Mijn broer maakte dankbaar gebruik van
dit aanbod, maar het eenvoudige hotel
leek hem te duur en daar tegenover was
een eenvoudige tempat penginapan,
waar hij zijn intrek nam.
De eerste avond kwam van slapen niet
veel terecht. Op de binnenplaats, vlak bij
zijn kamer zat een vrouw de hele nacht te
huilen en God om hulp te roepen. Aan de
balie hoorde hij dat die vrouw er al een
paar weken woonde en dat het elke
avond hetzelfde drama was. Men kon er
niets aan doen, zei men. Mijn broer ging
naar de vrouw toe, kwam met haar in
gesprek en nu bleek dat dit tante E. was,
die ruzie had met zoon en schoondochter
en het huis was uitgezet. Nu bad ze elke
avond dat God haar zou helpen. In de
vorm van mijn broer heeft God haar
gebed verhoord, hij praatte met de zoon
en schoondochter en heeft daar de vrede
gesticht!
Dat was nu de eerste keer dat ik Freddy
en tante E. zou ontmoeten. Ik had naar
het ziekenhuis, waaraan hij verbonden is
geschreven, maar nooit antwoord ontvan
gen. Daarom was ik niet zeker van zijn
adres.
We kwamen om zes uur in zijn praktijk, ik
vertelde mijn verhaal en zijn assistente
vroeg ons te wachten. Hij was er nog
niet, maar zou beslist gauw komen. De
patiënten die al in de wachtkamer zaten
straalden naar ons en toen hij om half
zeven kwam was iedereen net zo
benieuwd als wij hoe hij zou reageren.
Een voor een Indonesiër lange man, erg
mager met een ascetisch gezicht, donke-
grijze haren.
De assistente fluistert hem wat toe en hij
draait zich om naar ons, ik ben al opge
staan. Een aarzelende handdruk, onze
kerheid van beide kanten, terughoudend
heid van zijn kant. Hij vraagt ons mee te
komen naar de spreekkamer maar dat
wijs ik af, ik wil zijn patiënten geen onno
dige lange wachttijd bezorgen. Oh, dat
geeft niets, zeggen die, blij als ze zijn
getuige te mogen zijn van deze ontmoe
ting. Maar ik zeg, dat we na het spreek
uur terug zullen komen, als hij het goed
vindt. Ja, zegt hij, hij zal ons dan mee
naar huis nemen, hij woont niet ver weg.
Twee uur later zijn we er weer, het
spreekuur is nog niet voorbij, er zijn nog
zeker wel vier patiënten die op hem
wachten. Wij blijven buiten zitten en plot
seling komt een heel klein, heel mager en
heel oud vrouwtje naar buiten. 'Nelleke',
zegt ze, 'saya tante E.'
We hebben buiten zitten praten, dat wil
zeggen tante E. sprak, in een mengel
moes van Nederlands en Indonesisch en
met haar handen en haar hele lichaam.
Veel begrepen heb ik er niet van, ze ver
telde vrij onsamenhangend, ze is al een
beetje in de war. Ze maakt zinnen niet af,
springt van de ene taal in de andere en
van het ene thema op het andere.
Het was zo, dat de vrouw van oom Vic
voor een paar maanden wegging en dat
ze tante E., die toen nog een jong meisje
was, op het hart drukte goed voor hem te
zorgen. Ze was er in de huishouding als
een soort huishoudster, dus geen baboe!
Oom Vic nam haar mee naar feestjes en
bals en ze was zó verlegen dat ze haar
gezicht met haar handen bedekte, 'hij zó
groot ja, en ik zó klein, ik kan niet dan
sen, nooit geleerd toch'.
Neen, ze heeft nooit meer iets van hem
gehoord, hij ging twee dagen na de
geboorte van zijn zoon weg naar Holland
met verlof, kwam daarna op Bali terecht,
waar hij ook gevangen zat tijdens de oor
log. In 1946 kwam hij naar Nederland. Zij
bleef met het kind bij haar ouders, haar
vader was onderwijzer en haar ouders
hadden vrij veel land met klapperbomen
en van de opbrengst konden ze hun
kleinzoon een goede schoolopleiding en
later een universitaire opleiding geven!
Ze heeft nooit durven te zeggen dat de
vader van haar kind een orang belanda
was, vóór de oorlog was dat moeilijk
omdat ze bang was dat er over oom Vic
gepraat zou worden, tijdens de oorlog
begrijpelijkerwijze ook en na de oorlog in
de Merdekatijd was het ook beter de
Hollandse vader te verloochenen.
Daarom heeft ze hem verder nooit
gezocht.
Eindelijk om negen uur is Freddy klaar en
gaan we met zijn jeep naar zijn huis toe,
verbazingwekkend hoe kwiek tante E. de
hoge opstap in de jeep maakt.
Freddy woont in een rustige buurt vlakbij,
een ruim huis, een aardige vrouw en vier
kinderen. Eén zoon en drie dochters, de
jongste vertoont duidelijk familietrekken
van vaders kant. Freddy zelf lijkt meer op
een oom van ons en op mijn moeder dan
op zijn vader. Als ik dan met de foto's
kom ontdooit hij, oude familiefoto's met
de grootouders omringd door hun negen
kinderen, zijn vader als kind, als jonge
man, de trouwfoto van zijn vader.
Hij is zó ontroerd, zó blij, nu met zesen
vijftig jaar heb ik eindelijk een familie,
zegt hij. Van de negatiefjes die ik bij me
had laat hij de volgende dag dadelijk
grote foto's maken in mooie lijsten!
Hij weet niets van zijn familie af en daar is
hij bij mij aan het juiste adres, ik kan hem
een heleboel vertellen en beloof hem als
ik weer in Berlijn ben de stamboom van
de familie te sturen.
De volgende dagen neemt hij ons mee
naar het plaatsje waar zijn ziekenhuis is,
waar hij twee keer in de week de polikli
niek verzorgt. Hij neemt ons mee uit eten,
nodigt ons de laatste avond uit in zijn
strandhuisje ten westen van Manado. Hij
is de volgende dag jarig, de dag van ons
vertrek. Helaas kunnen we het strand
huisje niet echt zien, het is al half tien 's
avonds eer we er zijn, hij had eerst nog
zijn spreekuur. En dan blijkt dat er geen
licht is, stroomuitval. We gaan naar een
nieuw gebouwd hotel vlakbij, dat nog niet
geopend is en waarvan hij de manager
kent. Hier mogen we in de grote eetzaal
zitten en krijgen wat te drinken. Een
jonge man speelt keybord en plotseling
staat Freddy op, praat wat met hem,
neemt de microfoon en begint 'I'm dre
aming of a white Christmas' en dan 'I love
you because you never doubt dear' te
zingen met een melodieuze, zachte stem.
Met zijn vrije hand dirigeert hij de key
board-speler, met zijn rechtervoet in een
wit-bruine Bing Crosby-schoen tikt hij de
maat.
Ik ben zó ontroerd, het is zó lief, zó ont
wapenend. Later wil hij nog met mij dan
sen.
De volgende dag brengen zijn vrouw en
hij ons naar het vliegveld. We geven nog
over en weer cadeautjes en het afscheid
is hartelijk, we omarmen elkaar. Volgend
jaar zal hij in Hamburg zijn bij een con
gres, zegt hij. 'We halen je af en dan kan
je bij ons logeren', zeggen wij.
Wij kunnen altijd bij hem logeren, ook zijn
strandhuisje gebruiken. Ik begrijp nu
waarom het voor mijn broer zo belangrijk
was een Indonesiër in de familie te heb
ben.
Onze wortels hebben een klein beetje
houvast gekregen. Ze zijn geen luchtwor
tels meer. m