De traditionele bouwkunst van Indonesië door Barry Dawson en John Gillow A SPECIAL door: René Wassing Er is welhaast geen land ter wereld, dat binnen zijn grenzen zo'n grote ver scheidenheid aan traditionele bouwkunst verenigt, als Indonesië. Een boeiend onderwerp, dat zich de laatste tijd weer in een groeiende belangstelling mag ver heugen. Hiervan getuigt het onlangs ver schenen boek van schrijver John Gillow en fotograaf Barry Dawson The Traditional Achitecture of Indonesia, waarvan de Nederlandse uitgave werd verzorgd door Harm Damsma en Rebecca de Rooy.* Het is beslist geen eenvoudige opgave om deze ingewikkelde materie op een begrijpelijke wijze voor een breed wes- ters-georiënteerd publiek toegankelijk te maken. Zonder al te diep op details in te gaan worden in grote lijnen de belangrijk ste facetten aangestipt, zoals de histori sche achtergrond; soorten bouwmateria len; toepassing van diverse bouwtechnie ken; plaats en functie van het traditionele huis in de oude cultuur; veranderingspro cessen. In hun systematische opzet zijn de samenstellers begonnen met Aceh in de noordwest-punt van Sumatra, om via de opeenvolgende tussenliggende eilan den van de uitgestrekte archipel, te eindi gen bij de Baliem van Irian Jaya in het uiterste oosten. Zij hebben hierbij de toe ristische hoogtepunten extra benadrukt door toevoeging van tientallen schitteren de kleurenfoto's van de nog bestaande traditionele woonvormen, die elke toerist op zijn reis door Indonesië, kan tegenko men. Meer nog dan woorden verduidelij ken zij in één oogopslag hoe bepaalde materialen eruit zien of hoe een ingewik kelde constructie in elkaar steekt. Door deze documentaire zeggingskracht maken de foto's alleen al het boek tot een waardevol bezit. Woonvormen uit streken, die buiten de grote toeristenstroom vallen, en die niet zijn afgebeeld, krijgen in ieder geval in de tekst de nodige aandacht. Voor een eer ste kennismaking met het verschijnsel van de rumah adat, zoals deze traditione le huizen tegenwoordig algemeen worden genoemd, lijkt mij de verstrekte informatie ruimschoots voldoende. Balé in de sitinggil van de kraton Kasepuhan, Cirebon (foto: R.S. Wassing) Toch is het verleidelijk om, met voorbij gaan aan de uiterst gecompliceerde ont wikkelingsgang van de Indonesische cul turen, enkele markante cultuuraspecten met betrekking tot deze rumah adat, nader te bekijken. Want behalve de grote uiterlijke verscheidenheid zijn er ook vele minder op de voorgrond tredende over eenkomsten, die een onderlinge samen hang verraden, welke duidt op een gemeenschappelijke oorsprong in een ver verleden. Zo blijkt het oudste gemeenschappelijke woord voor huis: uma (oma, omah, omo, rumah) nog steeds in vele delen van Indonesië te gelden. Een uma is een groot oorsprongs- of stamhuis op forse palen, met dikwijls een tamelijk steil aflo pend zadeldak. Het wordt bewoond door een groep bloedverwanten met ingetrouwde aanverwanten, die in rechte lijn afstammen van een mythische voor ouder, de stichter van de uitgebreide ver- wantengroep of clan. Als oorsprong van het leven wordt het huis zelf in zijn samenstellende onderdelen wel met het menselijk lichaam vergeleken. In de uma bevindt zich altijd een centrale heilige plaats voor het voorouderaltaar of de voorouderbeelden. Hier spelen zich de belangrijkste rituelen en ceremoniën af, die de overgangsfasen in het leven van de bewoners markeren. En wel in het bij zijn van de opgeroepen zielen der voor ouders, die zich onder de nok van het hoog oprijzende dak ophouden. Eén van de oudste nog bestaande voorbeelden van een dergelijke uma vinden we op Mentawei, een eilandengroep ten westen van Sumatra; en bij de Dayaks van Borneo waar het langgerekte clanhuis, eveneens uma genoemd, soms het gehe le dorp omvat. Uit dit basisconcept hebben zich later mede onder invloed van opeenvolgende cultuurstromen uit het vasteland van Azië, met als kerngebieden China, Vietnam en India, tal van nieuwe ingewik kelder vormen ontwikkeld. Allerlei nieu wigheden werden geïntroduceerd, zoals de kennis van het metaalbewerken, met als beroemd voorbeeld de raadselachtige grote bronzen keteltrommen uit de Dongson-cultuur. Hierop staan vaak heel belangwekkende scènes als een stripver haal afgebeeld, die ons een indringend beeld verschaffen in het leven van die tijd: vlerkprauwen waarmee de overtocht met medeneming van de levende have, van het vasteland naar de eilanden werd gemaakt; grote huizen op palen, als sym bool van het kosmologische wereldbeeld: De ruimte onder het huis, de kolong waarin huisdieren en pluimvee, als bene denwereld. De woonruimte vol bezige mensen als de middenwereld van de levenden. De vliering waarop de heilige voorwerpen onder het hoge dak als de bovenwereld. Evenals deze keteltrom men hebben ook grillig gevormde bron zen ceremoniële bijlen hun sporen over Sumatra, Java, Bali en de Kleine Sunda- eilanden tot in Irian Jaya achtergelaten. Tot dit gespecialiseerde cultuurcomplex behoorden ook de droge- en natte rijst bouw, de waterbuffel als ploeg- en offer dier, de weefkunst (ikat), de combinatie van lichaamstatoeage en koppensnellen en het gebruik van grote (en kleine) bewerkte stenen: de megalietencultuur. Het dorp was een eigen, op zichzelf- staande wereld geworden, een mikrokos- mos met als middelpunt het grote oor sprongshuis van de mythologische stich ter van de clan. Tegen de vijandige bui tenwereld was het dorp strategisch op een heuveltop gebouwd en beschermd door een stenen muur of wal, beplant met ondoordringbaar doornig struikgewas en bamboehagen. Vaak zien we dat de woonhuizen naar binnen zijn gekeerd en rondom een grote ruimte zijn ge groepeerd. Op Nias staan de huizen aan weerskanten van het rechthoekige, geplaveide dorpsplein in een rij opge steld. De bewerkte stenen zetels en zui len herinneren aan de kostbare prestige- 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 20