21
feesten van vroegere clanhoofden. Op
Sumba staan de grote huizen met hun
hoge puntdaken met breed uitlopende
randen eveneens rond een centraal plein
geschaard, waarop zich platte stenen
grafmonumenten met rijkgebeeldhouwde
opstaande panelen van belangrijke fami
liehoofden bevinden. Op Flores zijn het
de karakteristieke offerpalen met rieten
parasoldak (ngadhu) voor de mannelijke
voorouders en de houten huisjes (bhaga)
voor de vrouwelijke voorouders, die het
dorpsplein domineren. Elders werden de
stoffelijke resten van voorname dorpsge
noten bijgezet in prachtig bewerkte ste
nen sarcofagen (Toba-Batak), of stenen
urnen met dakvormig deksel, de waruga
(Minahasa).
Hoe verschillend van uitwerking ook,
steeds is de grondgedachte van het oud-
Indonesische wereldbeeld terug te vin
den, waarin de band tussen de levenden
en de voorouders centraal staat. Dit is bij
voorbeeld ook het geval op sommige
eilanden in de Molukken, zoals op
Tanimbar. Hier kan men nog zien, dat het
dorpsplein de gedaante van een reusach
tige stenen prauw met versierde voor- en
achtersteven heeft gehad, ter herinnering
aan het feit, dat de voorouders ooit in een
ver verleden van overzee waren geko
men.
Waar de bodemgesteldheid rijstbouw
mogelijk maakte, werd veel werk van de
rijstschuren gemaakt. Deze stonden als
miniatuurwoningen in een rij tegenover
de woonhuizen opgesteld.
Fors gebouwd op stevige ronde palen,
die aan de bovenkant van een grote
schijfvormige verbreding tegen ratten en
muizen waren voorzien, bewaarden zij
het kostbare voedsel, waar de mens voor
zijn voortbestaan van afhankelijk was.
Mooie voorbeelden hiervan zijn nog te
zien bij de Toba-Batak, Sa'dan Toraja en
in de Minangkabau.
In vele delen van Indonesië heeft ook de
Maleise cultuurstroom de traditionele
woonvormen beïnvloed. In plaats van de
gesloten bouworde met het clanhuis als
middelpunt, werd een open bebouwing
toegepast met gezinshuizen en rijstschu
ren geconcentreerd op een eigen indivi
dueel erf Java, Bali, Sasaks van
Lombok, Aceh). Kenmerkend voor de
Maleise gezinswoningen is, dat het ook
paalwoningen zijn, maar dan gefundeerd
op een veel groter aantal slankere palen.
Verder zijn ze zonder aanwijsbaar grond
plan willekeurig geordend, al naar het uit
komt en vaak aan of op het water ge
bouwd langs de grote rivieren in de laag
vlakten. Zij vertonen in vele gevallen aan
de voorgevel een gehele of gedeeltelijke
uitbouw in de vorm van een overdekte
Grote moskee van Demak met gelaagd piramidedak
(foto R.S. Wassing)
veranda met trap, die toegang tot het huis
verschaft. Deze basisstructuur, aange
past aan lokale tradities, is nog duidelijk
waarneembaar in de huizen van aanzien
lijke families op Sumatra (Riau, Jambi,
Palembang, Lampong), in Sulawesi
(Makassaren, Buginezen) en op
Sumbawa. Typisch Maleis is voorts de
balaibalé of baileo: het open paviljoen
met verhoogde vloer en piramidedak op
palen. Van oorsprong een vergaderge
bouw, dat bij verschillende volken met
name op Java en Bali in de loop der eeu
wen een geheel eigen ontwikkeling heeft
doorgemaakt.
De meest ingrijpende invloed uit histori
sche tijden heeft wel de krachtige cultuur
stroom veroorzaakt, die de eerste eeu
wen van onze jaartelling vanuit India naar
Indonesië op gang kwam. Deze is vooral
op Java en Bali dermate radicaal
geweest, dat al het oude volkomen werd
weggevaagd om plaats te maken voor
een tot dan toe volkomen onbekende,
geheel nieuwe en uiterst gedifferentiëer-
de maatschappijvorm met aan de top een
god-koning, gebaseerd op een hoogont
wikkelde hindoe-boeddhistische bescha
ving. Zowel op religieus en sociaal terrein
als op het gebied van de schone kunsten
heeft dit, zoals wij allen weten op Java en
Bali tot perioden van ongekende hoge
bloei geleid, die hun diepe sporen tot in
onze tijd hebben nagelaten. Ook in de
traditionele bouwkunst, die als geïnte
greerd onderdeel van dit hindoe-javaanse
cultuurcomplex volkomen afwijkt van het
geen hiervoor werd besproken.
Maar is dat werkelijk zo? Bij nadere
beschouwing blijken ook hier verrassend
genoeg bepaalde oud-Indonesische cul
tuurelementen, zij het in gewijzigde vorm,
nog springlevend te zijn, zoals we dade
lijk zullen zien.
Het is eigenlijk wel jammer, dat het boek
aan dit belangwekkend aspect nauwelijks
of geen aandacht besteedt. Zo is ook op
Java het oud-Indonesische woord voor
huis, als omah voort blijven leven. Het
traditionele Javaanse huis is niet op hoge
palen gebouwd, doch staat op de grond,
al dan niet voorzien van een verhoogde
vloer. Van de verschillende nog bestaan
de vormen trekt het ;og/o-type onze spe
ciale aandacht vanwege zijn dak, dat nog
duidelijk een oud-Indonesische vorm ver
raadt. Het is opgebouwd uit een hoog
toelopend trapeziumvormig middendeel,
dat via een geleding naar beneden toe
overgaat in een brede overstekende
rand, die zich lichtglooiend naar de vier
zijden uitstrekt. In zijn oudste vorm vinden
wij dit daktype terug in het Javaanse
paviljoen, die balé of open vergaderhal,
zoals we er nog verscheidene aantreffen
in de sitinggil, de voorhof van het oudste
vorstelijk paleis op Java, de Kasepuhan
in Cirebon. Uit dit prototype heeft zich op
Midden-Java de pendopo ontwikkeld, de
ruime open ontvangsthal van de voorna
me woning van de Javaanse aristocratie.
Via de paringgitan, de tussenruimte waar
per traditie het schimmelspel of wayang
kulit wordt opgevoerd, komt men vanuit
de pendopo bij het eigenlijke woonhuis
de dalem. Vóór de dalem staat de kro-
bongan opgesteld, het fraaie permanente
bruidsbed met opgestapelde kussens en
baldakijn, waar het bruidspaar tijdens de
huwelijksplechtigheid staatsie zit. De kro-
bongan vormt het symbool voor het nieu
we leven, dat het voortbestaan van de
familie verzekert. Als zodanig is het 't hei
ligste middelpunt van het huis.
Aan weerskanten staan houten poppen