Het sultanaat Cirebon
Vorstenhuizen van Indonesië
De garnalenstad met vier kratons door Charles Manders
In deze vijfde aflevering van de
serie 'Vorstenhuizen van Indonesië'
wordt de historie van het sultanaat
Cirebon in West-Java behandeld.
De oorsprong van de naam Cirebon
wordt op verschillende manieren uit
gelegd. De meest gangbare verklaring
is, dat de stad is ontstaan aan een
rivier (ci) waarin veel kleine garnalen
(rebon) zwommen. Een andere uitleg
is, dat de naam is afgeleid van het
Javaanse woord caruban (vermen
ging), omdat de plaats in een gebied
ligt op de grens van het Sundanese en
het Javaanse cultuurgebied en de twee
culturen hier samenvloeien.
Van alle steden op Java heeft Cirebon,
met een aantal van vier, de meeste kra
tons, al zijn deze minder bekend dan die
van Solo en Yogya. Hoewel het sultans-
bestuur in Cirebon al bijna twee eeuwen
geleden werd afgeschaft, blijven de
traditionele ceremoniën, feesten en
gebruiken, die zijn verbonden met de sul-
tanshoven, tot op de huidige dag voortbe
staan. Nog steeds ook wordt iedere nieu
we sultan, die als niet-regerend vorst wel
hoofd van zijn familie en van zijn kraton
is, volgens de oude rituelen ingehuldigd,
waarbij de pusaka's in processie worden
meegedragen. Een dergelijke plechtig
heid vond op 27 juli 1989 plaats bij de
inhuldiging van Pangeran Raja Haji
Mohammad Jalaluddin als sultan
Kanoman XI. Bij deze Jumenengan
(troonsbestijging) wordt de Songsong
Tunggul Naga (statiepajong) boven het
hoofd van de sultan gedragen, de pusa
ka's, waaronder de Trisula (lans met drie
punten) in processie meegedragen en de
Tari Topeng Cirebon (een maskerdans,
die eigen is aan de kraton van Cirebon en
alleen daar wordt uitgevoerd) opgevoerd.
In de kratons wordt ook de rituele verzor
ging van de pusaka's in acht genomen en
wordt de jaarlijkse geboortedag van de
profeet Mohammed, de Mauladan ge
vierd. Een bijzondere ceremonie is het
jaarlijkse wassen van het oude vaatwerk,
'cuci piring' genaamd.
De grondslag van het rijk Cirebon werd in
de 15e eeuw gelegd door Cakrabu-wana,
een tot de Islam overgegane zoon van
Prabu Siliwangi, vorst van Pajajaran. Hij
werd opgevolgd door Faletehan (die
onder de naam Syarif Hidayatullah
regeerde), zoon van zijn zuster. Volgens
de overlevering veranderde Prabu
Siliwangi, die het Hindoe-geloof trouw
bleef, zijn onderdanen in witte tijgers.
Deze zijn de symbolische wachters van
het Cirebonse sultanshuis, vandaar dat
bij de ingang van de kraton Kasepuhan
twee witte stenen tijgers staan. De
geschiedenis van het sultanaat Cirebon
begint met de vestiging van Faletehan,
de brenger van de Islam op West-Java, in
deze toen nog dun bevolkte streek.
Cirebon was in die tijd een onbetekenend
dorp, maar groeide later uit tot een bloei
ende havenplaats. Faletehan was afkom
stig uit Pasei, aan de kust van Aceh.
Toen de Portugezen zich in 1521 van
deze plaats meester maakten, verliet
Faletehan zijn woonplaats. Na een pel
grimstocht naar Mekka te hebben
gemaakt, keerde hij terug naar Indonesië
en trad op als prediker van de Islam in
West-Java. In 1526 maakte hij zich ook
meester van het wereldlijk gezag in
Banten, het jaar daarop van de haven
plaats Sunda Kelapa (het latere Jakarta)
waar hij de troepen van de vorst van
Pajajaran, het laatste Hindoerijk op Java,
versloeg. Zijn volgende verovering was
het landschap Cirebon. In de 14e eeuw
was hier al een Hindoeïstisch vorstendom
Cerbon. In 1552 legde Faletehan de
regering in Banten neer, waar hij werd
opgevolgd door zijn zoon Hasanuddin, de
stamvader van het Bantanse sultansge-
slacht. Faletehan trok zich in Cirebon
terug, waar hij zich aan de godsdienst
wijdde en als hoogvereerd wali (stadhou
der) dit gebied bestuurde. Hij stierf in
1570 op zeer hoge leeftijd en werd begra
ven op de Gunung Jati, een heuvel op
korte afstand van de stad Cirebon, dat
een veelbezocht bedevaartsoord werd.
Faletehan wordt dan ook onder de naam
Sunan Gunung Jati vereerd. Volgens de
overlevering was zijn zesde echtgenote
een Chinese prinses, Ong Tien, die met
een prauw van overzee was gekomen. In
Cimandung bevindt zich een grote steen
in prauwvorm, waarmee zij naar Cirebon
zou zijn gevaren. Opvallend zijn de
Chinese invloeden, die in de plaatselijke
cultuur van Cirebon, met name in de
kleuren en motieven van de Cirebonse
batik en het porselein, zijn te vinden. Ook
in de bouw van de kraton Sepuh zijn
Chinese elementen terug te vinden,
evenals in het buiten de stad gelegen
Taman Sunyaragi, het buitenverblijf van
Ong Tien, dat uit kunstmatige rotspartijen
is opgebouwd. Omdat zijn zoon en klein
zoon voor hem waren overleden, werd
Faletehan in de regering over Cirebon,
dat toen een deels wereldlijk, deels gees
telijk rijk was, opgevolgd door zijn achter
kleinzoon Panembahan Ratu.
Panembahan Giri Laja, de kleinzoon van
Panembahan Ratu, bepaalde in 1662 bij
testament dat zijn zoons Martawijaya en
Kertawijaya, samen de regering zouden
voeren. De eerste krijgt de titel Radja
Sepuh (de oudste), de tweede die van
Muur van de kraton Kanoman, overschaduwd door een waringin (foto: Joyce Loderichs)
24