Sultan Sepuh XII Pangeran Raja Adlpatl Alexander Rajaningrat, hoofd van de tak Sepuh 1942-1969, met achtgenote Raden Ayu Mintarsih voor de poort van de kraton Kasepuhan, de oudste kraton op Java Anom (de jongste) of Kanoman. Later kreeg ook een derde zoon, Wangsakarta een aandeel in de regering met de titel Panembahan Cirebon. Later waren er enige tijd zelfs vier vorsten, doordat het gebied van Sepuh na diens overlijden in 1697 gedeeld werd tussen zijn zoons sul tan Sepuh en sultan Cirebon. Tussen de verschillende linies heerste voortdurend onenigheid over de opvolging. De linie Panembahan stierf in 1773 uit, toen de vijfde Panembahan overleed zonder zoon na te laten en zijn gebied werd verdeeld tussen de takken Sepuh en Anom. In 1729 krijgen Sepuh en Anom van de VOC het recht de sultanstitel te voeren. Cirebon kwam in 1680 contact met de VOC, toen de stad door Compagnies troepen onder bevel van kapitein Mi- chielsz werd bezet. In het conflict tussen sultan Ageng van Banten en de Compagnie had Cirebon namelijk een vij andige houding tegenover de Nederlanders aangenomen. Op 4 januari 1681 werd in Batavia een verdrag tussen de VOC en de Cirebonse vorsten geslo ten. De Compagnie beloofde bescher ming (de benteng van de Compagnie in Cirebon werd 'De Beschermer' genoemd) en de sultans werden bondgenoten van de VOC. Gedurende de gehele 18e eeuw bleven er nauwe betrekkingen bestaan tussen de regering in Batavia en de sul tans van Cirebon. In 1775 was een van de sultans met zijn zoon aanwezig bij de begroeting van de nieuwe GG, Van Riemsdijk. Bij het verdrag werden de sultans o.a. verplicht herendiensten voor de Compagnie te laten verrichten, bijvoor beeld voor het onderhoud van de water staatswerken in Batavia. Bekend zijn de 'Cirebonse modderaars', die gebruikt wer den voor het uitdiepen van de Bataviase stadsgrachten. Verschillende voorwerpen in de Cirebonse sultanspaleizen herinne ren aan deze tijd: zilveren briefdragers, waarin brieven bestemd voor de Hoge regering in Batavia onder een pajong gedragen werden; kristallen bokalen, een geschenk van de VOC met het opschrift 'Op de gesontheit van de Indische Vrinden'; en Delftsblauwe tegels, die als versiering zijn ingemetseld in de voorin gang van de kraton Kasepuhan en in de muren binnen de kraton. De kraton Kasepuhan is de oudste kraton van Cirebon en van Java en werd in de 16e eeuw door Sunan Gunung Jati gebouwd. In verval geraakt, werd deze in 1928 door een Nederlandse architect gerestaureerd. In de kraton Kasepuhan en de kraton Kanoman zijn statiekoetsen in de vorm van mythologische dieren (garuda, naga en olifant), schilderijen, calligrafische wer ken, oude wapens en andere pusaka's te zien. De andere twee kratons zijn de kra ton Kecirebonan en de kraton Kaprabo- nan, de laatste dient als kratonbi bliotheek, terwijl de andere de zetel van een vorst zijn. De kratons zijn toegankelijk voor het publiek en er worden regelmatig hofdan sen en gamelanconcerten georganiseerd. De sultans bemoeiden zich weinig met het bestuurswerk; dat werd aan de hofbe ambten overgelaten. De vorstelijke inkomsten, desa's en tollen werden aan Chinezen verpacht, wat tot misbruiken aanleiding gaf. Vooral in de tweede helft van de 18e eeuw was de toestand in Cirebon ongunstig, en braken herhaal delijk opstanden uit. In de Memorie van Overdracht gedateerd 24 juni 1787 opge steld door de resident van Cirebon, Mr. Willem van der Beke, voor zijn opvolger vindt men interessante informatie over de toestand in dit gewest. Over sultan Anom III, die in 1733 aan de regering kwam, merkt hij op: '...een oud, braef, opregt, maar zeer suinig vorst, tamelijk schrander en spraeksaem, en een liefhebber van rust en vreede, op wiens woorden men volkomen staet maeken kan'. Tot zijn 'bijzonder regret' kon de resident dat niet zeggen van de andere vorst, Sepuh VI die in 1786 zijn van het bewind vervallen verklaarde, krankzinnige broer Sepuh V was opgevolgd. Over Sepuh VI schreef de resident: '...die wel goedhartig is, maar onbegaefd van oordeel, en zwak van geest, zig veel meer met beuselachti- ge tijdverdrijven en met zijne vrouwen amuseerende dan de welvaert van land en volk te behartigen.' Het bestuur liet hij over aan gunstelingen en beambten, die 'als 't waere om 't langste end plukken'. Een hevige opstand brak uit in 1802, waarbij de woede zich ook tegen de Chinese pachters keerde, die werden verjaagd of vermoord. Bovendien was de in 1798 overleden sultan Anom III opge volgd door een uit een ongelijkgradig huwelijk geboren zoon. De bij het volk ge liefde wettige zoon radja Kanoman werd hiermee gepasseerd. Dit gaf bij de bevol king aanleiding tot grote ontevredenheid. Door de regering in Batavia werden Kanoman en zijn twee broers daarop in 1804 naar Ambon verbannen. Het lukte echter niet de opstand te bedwingen. Tenslotte slaagde Nicolaas Engelhard, gouverneur van Java's Noord- en Oostkust, door zijn diplomatieke optreden erin de rust te herstellen. Aan de Chinezen werd het verblijf in het binnen land ontzegd en de verpachting van desa's verboden. Op Engelhards advies mocht radja Kanoman uit zijn verbanning terugkeren en werd hij in 1808 als derde sultan met de titel sultan Cirebon door resident Van Lawick van Pabst geïnstal leerd. Omdat dit niet het beoogde gunsti ge resultaat had, besloot GG Daendels de macht van de vorsten verder te beperken. In 1809 stelde hij een nieuwe organisatie voor Cirebon vast, waarbij de sultans wel iswaar hun titel behielden, maar slechts als gouvernementsambtenaren beschouwd werden die het gezag uit oefenden als gewone regenten. Naast hen werden Europese prefecten (Daendels had Java naar Frans model in negen prefecturen verdeeld) gesteld. (lees verder op bladzijde 33) 25

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 25