De verzwegen oorlog (deei d G. Servaas Bersiap "Verniel niets onnodig' De schrijver C. van Nievelt schreef in 1882 het verhaal In den Hobbelstoel. Aan het eind van dit verhaal zegt St. Sylvester, de oude heilige van het Oude Jaar, tot Dorus Dadelboom, beiden zit tend in een hobbelstoel op de veranda van zijn huis: 'Vraag niet verder, jonge man! Als de adelaar zijnen kiekens vlie gen leert verwacht hij dan dat zij in het nest zullen blijven? Óf dat zij straks vrij zullen drijven op eigen wiek? - Finis!, Finis!, Finis Coloniae!' 'Sylvester - in's hemelsnaam!' 'Neen', klonk de stem: 'Ik heb een haan horen kraaien: ik moet voort. Dit slechts wil ik U nog zeggen: Het zal een schoone dag zijn voor Nederland, wanneer het zal kunnen heenwijzen naar een bloeiend rijk in het Verre Oosten en verklaren: Daar ligt mijn werk - mijn bezittingen niet langer - maar mijne stichting. Ik heb genomen. Ik heb tienvoudig teruggegeven. Mijne schuld is gedelgd.' Deze voor die tijd gewaagde voorspelling is, in ieder geval deels, uitgekomen: een 'schoone dag' was het voor ons militairen in ieder geval niet. Soms denk ik wel eens: er is in die vijfjaar van 1945 tot 1950 meer gebeurd dan een mens kan verwerken. Zo af en toe kan ik er kop noch staart aan vinden; alleen de gebeurtenissen die mij persoonlijk raak ten en waarvan ik aantekeningen hield geef ik weer. Officieel werden wij, dienst plichtigen, naar Indië gestuurd om de orde en rust te gaan herstellen na de nederlaag van de Japanners; de burger bevolking moest in bescherming worden genomen tegen plunderaars en dieven. Maar niets was minder waar: wij werden een echte guerillaoorlog in gejaagd. Het was een strijd om te overleven tegen een grote overmacht van veelal in burger geklede militairen die dag en nacht om je heen zwierven en pas toesloegen als ze zeker wisten zelf geen risico te lopen. Op papier waren er prachtige bestandslijnen of perimeters genoemd, maar die golden blijkbaar alleen voor de Nederlandse troepen. In de door Nederlandse troepen bezette gebieden kon je, als de duisternis inviel, niet met minder dan drie man en dan nog niet zonder groot risico buiten je kampement of post komen want ook in deze door ons bezette gebieden wemel de het van de gewapende guerilla's. Tot februari 1946 was Java (en ook een groot deel van Sumatra) voor Nederland gesloten. Wat er op Java gebeurde en niet gebeurde werd in Londen beslist. Engeland was namelijk tijdens de geal lieerde topconferentie in Potsdam opge scheept met de afwikkeling van de oorlog in Zuid-Oost-Azië. Intussen had vanaf de Japanse capitula tie in augustus 1945 de Republiek waar van de onafhankelijkheid tegelijkertijd werd uitgeroepen, de gelegenheid een leger op te bouwen, de Tentara Republik Indonesia (TRI), met behulp van de Japanners. Dit leger bestond hoofdzake lijk uit de Peta, een vrijwilligersleger, maar er waren ook ongeorganiseerde strijdkrachten, zoals de Hesbollah (mos lems), de Pasinado (socialisten) en de Banteng Merah (communisten). Op Java werden tien divisies geformeerd, die hun wapens óf kregen van de Japanners, óf ze op hen veroverden, zoals in Djokjakarta de ex-Peta officier Soeharto deed. Eind 1945 bezetten de Britse troe pen (in hoofdzaak Brits-Indiërs) de grote steden Batavia, Semarang en Soerabaja. Vanuit deze steden begonnen de troepen hun bruggehoofden uit te breiden om de 80.000 Nederlanders in de interne ringskampen in de binnenlanden van Java te bevrijden. Maar de Pemuda's, jongere strijdkrachten, verweerden zich fel tegen de Britten en tegen de met hen meekomende RAPWI-ambtenaren (Recovery of Allied Prisoners of War and Internees). Het leger, de TRI, wilde natuurlijk niet achterblijven. Zoals bijvoorbeeld Noord-Bandoeng, dat in oktober 1945 door een Brits-Indische brigade werd bezet. Zuid-Bandoeng bleef in handen van de republikeinen. De Engelsen stelden een ultimatum aan de Republiek om ook Zuid-Bandoeng te ont ruimen. Generaal-Majoor Nasution, opperbevelhebber van de 3e TRI divisie (Siliwangi) kreeg van zijn regering in Batavia de opdracht Zuid-Bandoeng te ontruimen, doch tegelijkertijd ontving hij het bericht van het opperbevel in Djokjakarta: 'De stad niet zonder meer prijsgeven!' De strijdkreet 'Bersiap' klonk alom. Pas in maart 1946 lieten de Britten Nederlandse troepen op Java toe. Inmiddels had Nederland ook een leger opgebouwd waarvan ca. 10.000 militai ren. Eerst eind 1946, begin 1947 kwam de eerste lichting dienstplichtigen, de 7 December divisie in Indië aan. De Hoge Veluwe conferentie, de confe rentie van Malino, de Linggadjati-accoor- den mochten niet baten: op 21 juli 1947 brak de eerste politionele actie uit. De sterkte van het Nederlandse leger was intussen opgevoerd tot 114.000 manschappen, 70.000 KL en marine en 44.000 KNIL. De naam 'politionele actie' of 'politiële actie' heeft duidelijk een poli tieke achtergrond: Nederland beschouw de immers het grondgebied van de repu bliek als kolonie. Deze 'actie' riep in de Verenigde Naties veel kritiek op. Men eiste een wapenstil stand en nieuwe onderhandelingen. De Nederlandse regering geeft toe, tegen de zin van Luitenant-Gouverneur-Generaal Van Mook en generaal Spoor, die een verdere opmars naar Djokjakarta bepleit ten om de TNI volledig uit te schakelen, zodat het Nederlandse leger niet meer als schietschijf zou dienen. Den Haag liet haar eigen leger in de steek, dat toch was gestuurd om orde en vrede te brengen? Op 4 augustus 1947 liet generaal Spoor op het gedwongen stopzetten van de eer ste politionele actie naar Den Haag sei nen: 'Gevoel mij zo langzamerhand als Cato Censorius: ceterum censeo Djokjakarta esse delendam. (Overigens ben ik van mening dat Djokjakarta moet worden vernietigd). Blijf in hemelsnaam actief en geef steun aan ons streven.' De uitdrukking 'Ceterum Censeo' wordt veelal gebruikt als sprake is van een hardnekkig verdedigde mening en die voor het eerst werd gebruikt door de Romeinse veldheer, staatsman en schrij ver Cato, bijgenaamd Censorius (de oude Censor); hij drong aan op de vernietiging van Carthago, de aartsvijand van Rome en gaf aan Rome het bericht: 'Ceterum censeo Cartagenem esse deledam.' Zo werd dan toch op 5 augustus 1947 het 26

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 26