Vivian Boon O Hij kon alles wat hij wilde; toen hij niets meer wilde, kon hij ook niets meer. Rogier Jan Boon tekenaar-fotograaf 19 juni 1937 26 januari 1995 Zijn kinderen: Siem, Leslie, Robin Zijn broers en zusters: Pamela, Beryl, Martijn, Mark, Vivian en verdere familie Correspondentieadres: Cort Heyligersstraat 37 2518 PD Den Haag. De crematie heeft op dinsdag 31 januari plaatsgevonden in Den Haag. weten hoe hij was: altijd opgewekt, nooit uitzijn humeur, meestal fluitend of zin gend, rende hij de trappen op en af. Voor zover ik mij kan herinneren, mopperde hij maar zelden en dan was het altijd over hetzelfde: de kou. Maar ook dat weer hield hem niet om door weer en wind de straat op te gaan, vroeger in Amsterdam ook wel op de fiets. Hij nam zelfs wel eens een omweg om zijn kleine dikke spijbelende zusje (ik dus) achterop de fiets teleurgesteld terug naar de kleuter school te brengen. Op één van die mid dagen fietsen wij door de regen langs een bioscoop. 'Ajo Pipper, er draait de nieuwste film van Cliff Richard (mijn idool). Eventjes kijken naar de foto's. Eventjes maar'. Even later zaten we samen in de bioscoop te genieten van The Young Ones. 'Zal je niemand vertel len dat we samen gespijbeld hebben?' vroeg hij na afloop. 'Nee Rogier' was mijn dankbare antwoord. Maar nu, na 35 jaar vertel ik wel op deze manier aan iedereen wat voor een fantastische grote broer hij voor mij was. Zowel door zijn jongensachtige postuur als door zijn manier van doen, werd hij altijd jonger geschat dan hij werkelijk was. Ik herinner me nog goed dat hij ooit vol zelfspot vertelde over een voorval dat hij die middag had meegemaakt toen hij in de tram zat. Nieuwsgierig als hij was lette hij niet zo goed op de andere reizi gers, maar keek liever door het raam naar buiten, toen hij op zijn schouder werd getikt en een oudere dame snibbig tegen hem zei: 'Zeg jochie, kan je niet opstaan voor een oude dame!' Hij was toen 32 jaar. Iedereen heeft zijn tekortkomingen, ook hij. Misschien omdat hij zichzelf nooit beledigd voelde, ging hij er vanuit dat hij zelf ook alles gewoon kon zeggen. 'Man, wat ben jij oud geworden!' kon wel eens zijn eerste reactie zijn op iemand die hij een tijd niet had gezien en 'Zeg, zou jij niet eens wat aan de lijn doen, je bent moddervet!' tegen mensen zoals ik bij voorbeeld. Het gaf allemaal niets, want we namen hem zoals hij was. En net zoals hij nooit kwaad was, kon je ook nooit boos blijven op hem. In 1973 keer de hij terug naar Indonesië, het land waar hij zoveel van hield en waar hij zo thuis hoorde. Hij beproefde zijn geluk als recla metekenaar en -fotograaf, ook was hij nog steeds bezig voor de Pasar Malam en enige tijd reisleider. Energie genoeg! Vanuit Jakarta bleef hij ook actief voor Moesson en leefde met ons mee door zijn artikelen en reportages over het leven van alledag in Indonesië 'nu', gezien door de ogen van iemand die wer kelijk van het leven hield, met een nooit aflatende blik op het artistieke en de humor die op straat ligt. Wanneer er een envelop van Rogier bij de post was, was het nooit een dunnetje, maar altijd een zware: hij liet geen enkele gelegenheid voorbij gaan om zo veel mogelijk foto's plus fantastische bijschrif ten toe te sturen van zijn vrouw en kinde ren, waar hij zo overduidelijk stapelgek op was. Na een gevaarlijke maar geslaagde her senoperatie in 1981, kon hij na een nooit helemaal herstelde verlamming, niet meer tekenen zoals hij het gewend was, zoals hij het van zichzelf eiste. Het ging langzaamaan bergafwaarts met zijn alge hele conditie. De ene 'kwaal' na de ande re diende zich aan, tenslotte kwam hij voorgoed terug naar Nederland, waar zijn gezondheid keer op keer een flinke dreun kreeg. Hij werd steeds langzamer en ver- geetachtiger, keek niet meer met heldere nieuwsgierige ogen om zich heen, maar steeds vaker naar beneden. Het jongens achtige was totaal verdwenen. Mensen die hem alleen vroeger hadden gekend zouden hem niet meer herkennen. Mensen die hem alleen de laatste jaren van zijn leven hebben meegemaakt zou den niet kunnen vermoeden wat een levenslustig, vrij en vrolijk iemand in hem schuilde. Deze laatste Kerst logeerde hij bij mij thuis. Geen fluitende spijbelaar, maar een oude man, en toch nog dezelf de Rogier. Ik vertelde hem dat hij me deed denken aan een passage uit een boek van Erma Bombeck, die het heen gaan van een ziel vergeleek met de niet te vertalen beschrijving: 'The shell is here, but the nut is gone'. Het was de laatste keer dat ik hem bijna zag stikken van de lach. 'Die zal ik onthouden' zei hij. Ik ook Rogier, ik ook. 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 5