VANAF DE
ZIJGALERIJ
VOORBIJGANGERS
gaat hij, langzaam schuifelend, op de
bus doen. Hij is weer een schip dat zon
der sein of groet voorbijgaat in de vallen
de avond van een oorlog die al gauw de
Vogelbuurt zou veranderen in een zee
van spookhuizen...
De tani en het oude heertje zijn vertrouwd
gezelschap gebleven, maar het Dracula-
kind laat altijd onrust en bezorgdheid ach
ter. Het kind Indië '31 en de studente Den
Haag '41 staat als huisvrouw en moeder
Canada '71 's nachts aan haar raam
hoog boven de smalle weg die in lange
zachte glooiing afloopt naar en langs het
huis. Het grijze wegdek is duidelijk te zien
in het lantaarnlicht. Daar komt in de
nachtstilte plotseling iets de weg af, een
donkere massa die golvend en glijdend
nadert, geruisloos als een laagvliegende
kalong. Huisvrouw tuurt gespannen en ja
GREET GAUDREAU
keer op het Suez-kanaal ligt de Marnix in
het hete nacht te wachten om de
Oldebarnevelt door te laten, alleen een
enkele passagier aan de reling Een licht
verschijnt, het zusterschip komt aange
gleden. Ook daar niets dan enkele gestal
ten aan de verschansing. Eén van hen
heft de hand op om te wuiven, maar hij is
zo dichtbij, dat hij niet durft. En zo schuift
het lichte schip voorbij in een zwijgen,
even ademloos als de nacht
rondom...dan verdwijnen geluid en licht
onwerkelijk snel in de verte...'then dark
ness again and silence'.
Toch zijn er van die losse, op zich onbe
tekenende beelden die, omdat ze ons
getroffen hebben, ons altijd bijblijven. We
weten niet waarom want een echt contact
is er niet geweest. Maar daarom is er ook
Toen Longfellow met dat gedicht over
'ships that pass in the night' op de prop-
pen kwam, werd meteen duidelijk dat hij
daarmee gesproken had voor zijn en alle
volgende generaties. Van toen af aan
passeren zijn schepen door de literatuur,
lezingen, drama, toespraken en waar
mensen ook maar contact met elkaar
hebben. Want daar gaat het om: de nos
talgie van korte menselijke contacten die
weer verbroken worden.
Sommige van die verliezen zijn moeilijk te
aanvaarden en dan zetten wij een adver
tentie: waar is die en die gebleven, uit de
tijd dat wij buren waren in het oude
Kediri, toen wij samen dienden in Tjimahi,
toen wij in dezelfde klas zaten in
Ternate?
Niemand die de weemoed van een pas
serend schip beter tot uitdrukking heeft
gebracht dan Leonard Huizinga in De stil
le groet. In de jaren '30, in het Indië-ver-
geen verlies. Zodoende zijn de tani, het
oude heertje en het Dracula-kind trouw
gebleven...
Een klein meisje, Indië '31, zit in de trein.
De avond valt snel, maar het schemert
nog, met wat rossig licht aan de horizon.
In de verte, in de groene eenzaamheid,
loopt een tani langs een hoog pad boven
de sawahs, een patjol over de schouder,
dat was alles wat er te zien was. Maar
een mensenleven later is het kind de tani
nog niet vergeten. Rustig blijft hij door
haar herinnering lopen, alleen in dat wijde
landschap van sawahs en klapperbosjes,
op weg naar huis en gezin...
In het eerste oorlogsjaar wist de keurige
Vogelbuurt in Den Haag van de prins nog
geen kwaad. Het kind Indië '31 is studen
te '41, ze logeert op de Kwartellaan. In de
schemer die veel langer blijft dralen dan
in Indië, loop in de doodstille Kwartellaan
een oude heer, een brief in de hand; die
hoor, daar zweeft Dracula de nuchtere
dorpsweg af, op zoek naar prooi; dat
gebeurt ook niet elke dag dat je hem kunt
betrappen op zijn zoektocht door je sla
pende buurtje. Langzaam passeert
Dracula, met een paar flappen van zijn
zwarte vleugels, nu is hij dichtbij... Maar
het is niet Dracula, het is zijn kind, een
kind. Op de fiets, in een wijd wapperende
cape...
Daarom blijft, na al deze jaren, Dracula
Jr. terugkomen om onrust te veroorza
ken. Hoe kan het dat een kind midden in
de nacht rondzwerft zonder dat hij gemist
wordt? Hij deed het vast wel meer, dat
was te zien aan zijn ontspannen houding,
die doodkalme langzame rit, alleen langs
verlaten straten en slapende huizen. Ook
hij passeerde in de duisternis, zonder een
sein, maar van hem zou je willen weten
hoe het verder met hem gegaan is
en waar hij nu verblijft. O
Ships that pass in the night,
and speak each other in passing,
Only a signal shown
and a distant voice in the darkness;
So on the ocean of life we pass
and speak one another,
Only a look and a voice;
then darkness again and a silence.
Longfellow
8