Hersen
spinsels
van een
Door: René Sclyafer
Topeng
Eerste masker:
Tweede masker:
Eerste masker:
Ttveeöe masker:
Eerste masker:
10
Indovidu
Met chocolade-eitjes, kippetjes en haas
jes, maar ook met tempé en bumbu-
bumbu zijn Mieneke en ik naar onze
dochter in Engeland gevlogen om er de
paasdagen door te brengen. Voor mijn
kleinzoon had ik een Bakuba-masker bij
me. Zijn voorliefde gaat uit naar het
Afrikaanse deel van mijn maskerverza
meling. Behalve een Yoruba, Babemba
en Bambara hangt nu ook een gehoornde
Bakuba-masker aan de muur van zijn
kamer. Kijkend naar die maskers en
luisterend naar zijn enthousiaste reactie
ging ik in gedachten terug in het verle
den.
Toen ik zo oud was als mijn kleinzoon nu,
zat ik in de vijfde klas van de NlOG-school
in Meester Cornelis ook al met een mas
ker, een tekening waaronder ik met
mooie grote letters 'Masker' gecalligra-
feerd had. Ik kreeg een vier voor de teke
ning die, naar mijn mening het dubbele
waard was. 'Ja' zei meneer Lin, de onder
wijzer, als je Masker onder een tekening
van een masker zet, dan ben je er niet
zeker van dat in je tekening een masker
herkend wordt en dan vind ik een vier
een goed cijfer.
Twee jaar voordat ik in de vijfde klas in
Meester-Cornelis die vier voor een teke
ning van een masker kreeg, had ik in de
derde klas van de lagere school in
Djember ook al iets met maskers. Van
school komend zag ik onder de waringin
op de aloon-aloon, begeleid door game
lan een man in zijn eentje een topeng
voorstelling geven. Van een hoeveelheid
maskers, die achter hem op de grond lag,
hield hij er één voor zijn gezicht en sprak
een aantal zinnen. Dan pakte hij een
ander masker en gaf met een ander
stemgeluid weerwoord. Ik herinner me,
dat hij ook met een vrouwenstem enige
zinnen zong en daarna, met een ander
masker voor zijn gezicht, tandakte rond
de plaats waar hij de vrouwpartij gezon
gen had. Ik verstond geen woord van wat
hij van achter de mooie maskers zei of
zong, toch was ik graag wat langer geble
ven maar Darsan, de Madoerese kebon
die mijn broer en mij elke dag van school
haalde, besliste dat we naar huis moes
ten.
Later, jaren later, kocht ik het boek Java
Maskert van Heinz Lukas, naar mijn
weten het enige boek dat uitgebreid aan
dacht besteedt aan de topengcultuur van
Java. Persoonlijk beoordeel ik maskers
meer op hun schoonheid dan op hun rol.
Prachtig zijn het gele masker van Batara
Krisna, het witte masker van Dewi
Mindaka en het roodbruine masker van
Detia de reus.
Na Lucas kocht ik de boeken van
Ladislas Segy over de primitieve kunst
van Afrika, waarin mijn verwondering en
bewondering hoofdzakelijk de rituele
maskers gelden. Ik leerde mezelf van
papydur (modelleerpasta) en volièregaas
replica's maken want voor een verzame
ling originele maskers ontbrak me het
aan kapitaal.
Na de topeng van Java en de rituele
maskers van Afrika kwam ik onder de
bekoring van de Bugaku uit Japan. Ik
koos voor mijn verzameling de dronken
barbaar Kotokuraku, de vriendelijk
lachende Shintoriso en de Boeddha-
ogende Aykiri.
Van de meer dan twintig maskers die mijn
verzameling groot is geweest, heb ik
thuis nog vijf aan de muur hangen, de
mooiste vijf, die ik dan ook niet kwijt wil.
Toen ik een aantal jaren geleden de
Wajangliederen van Raden Mas Noto
Soeroto in handen kreeg, las ik prachtige
poëzie in proza over maskers. Ik wil dit
schrijven over de gekte met maskers van
een Indovidu afsluiten met een verkorte
weergave van Noto Soeroto's Topeng:
'Gij staart mij aan met een gelaat Jat elke
innerlijke bewogenheid verborgen houdt.
Hoe zal ik weten wie gij zijt, als gij nim
mer het masker laat vallen, dat het raadsel
van uw eigen ik verbergt?
'Hoe zou ik anders kunnen schijnen dan
ik hen? Heeft niet ieder onzer deze uiter
lijke tooi. Als ik uw ogen zie die mij
beschouwen hoe zal ik weten of gij het zijt
of uw masker?'
'Wel is mijn gelaat een masker, maar het
werd mij geschonken door de Dalang, die
de rollen van dit spel over ons allen ver-
deelt. Het masker maakt ons tot wat wij
zijn en bepaalt onze rol in dit leven.'
'Waarom twijfelt gij dan aan mijn liefde
als het masker de speler dekt?'
'Omdat ik niet weet, of gij het masker
draagt dat de Dalang u gaf. Er zijn er, die
zich een eigen masker drukken voor het
masker dat de Dalang hun gaf. Zij
menen, dat dit masker zuiverder is en
schoner van vorm, maar achter de sierlijk
heid en het goud van hun leugen verderft
hun eigen ik en sterft.'
Halverwege het nalezen van dit topengse
hersenspinsel kreeg ik het gevoel de man
met zijn maskers onder de waringin tekort
te hebben gedaan. Ik had moeten schrij
ven dat hij in mijn herinnering een benij
denswaardig eenzaam mens was. Hij
sprak tegen zichzelf, hij zong voor zich
zelf en danste met zichzelf en...het
publiek applaudiseerde niet, floot niet,
riep niet. Slechts door stille aandacht gaf
ze blijk van haar waardering en door de
stilte werd hij - sprekende, zingende en
dansende - een eenzaam mens op wie
de eerste strofen van Noto Soeroto's wa
jang van toepassing kan zijn:
'Heer, laat mij een wajang zijn in Uw
handen, ik kan een held zijn of een
demon, een koning of een nederig man,
een hoorn, een plant, een dier...maar laat
mij een wajang zijn in Uw handen.'