POIERIE'S PERIKELEN Bivakslaan en tjakalélé Poerwokerto 1923 O Waar blijft de tijd Met het grijzer worden van je haren ga je je dat steeds vaker afvragen. Vooral wanneer er iets her kenbaars uit de oude doos wordt gehaald. Net als laatst, bij die tv-documentaire over de een of andere indianenstam ergens in Zuid-Amerika. Nou ben ik nog nooit van m'n leven in Zuid-Amerika geweest, en de opnamen waren nog niet eens zo gek oud, maar toch legden de beelden een bliksemsnelle link met mijn eigen verle den. De stam waarover het ging bleek erg primitief te zijn. Eigenlijk zag het er alle maal nogal armoedig uit. De mannen droegen tjawets en de vrouwen iets wat leek op tanga's zonder bovenstuk. De kin deren helemaal niks. Mooie bestikte gewaden zag je niet, en adelaarsveren helemaal niet. Maar toch ging er van die Indianen een sterke bekoring uit. Ze waren echt gewoon, niks geen poeha of tierelantijnen. Behalve de medicijnman, want die zag er in zijn ceremonieel tenue uit als een mislukte vogelverschrikker. Is misschien ook de bedoeling van zo'n out fit. 'Voor bang maken leeuw', zeiden ze vroeger bij ons. Maar om een lang verhaal kort te maken: op een gegeven moment waren een paar jagers bezig om een soort van bosbivak te bouwen. Die kerels sloegen in alle rust aan het kappen en vlechten, en voor je het wist hadden ze 't voor elkaar. Schit terend gewoon. Maar ik kreeg wel ineens een scheut door mijn hoofd en zag mezelf weer staan, als onnozel jochie van pak weg acht jaar op een zogenaamde leger- dag in Kotaradja. Pa had mij met een paar vriendjes meegenomen om naar de parade en demonstraties te kijken. Hij zat prinsheerlijk bij de hoge pieten op de tri bune en wij mochten ernaast staan. Rooie oren kreeg ik van al dat geparadeer en gedemonstreer, maar echt gebiologeerd werd ik pas toen daar zo'n vooroorlogse marechaussee-sectie een patrouille-bivak a la Atjeh oorlog ging slaan. Heb trou wens nooit begrepen waarom een bivak geslagen moet worden. Om kippevel van te krijgen, zo gedisciplineerd en vak kundig als die mannen te werk gingen, ledereen wist precies wat hij moest doen, zelfs de kettingberen. Resultaat was dat daar in minder dan geen tijd een pracht van een regenvrij doorzon-onderkomen stond. Net als van die Zuidamerikaanse indianen, maar dan voor pakweg 30 man en veel degelijker. Verschil was ook dat die indianen na gedane arbeid hun lange toeloeps aan de wilgen hingen en languit in hun hangmat ten gingen liggen snurken; terwijl de marechaussees in een soort van rondom verdediging parade gingen staan, met de karabijn op buikhoogte in de aanslag en de getrokken klewang rechtstandig in de rechtervuist. Wéér kippevel, en een donderend applaus. Dat is dus allemaal een dikke 60 jaar geleden gebeurd en toch zat ik er door de beelden van die tv-documentaire ineens middenin. Toch sterk, hoe heftig die oude herinneringen zich toen roerden. Omdat mijn gedachten zó diep in het verleden afdaalden dat zij zelfs na afloop van de documentaire nog niet terug waren, gaf Nel mij de wind van voren. 'Zit niet zo agressief te kijken', zei ze grimmig, 'het lijkt wel of je de boel kort en klein wil slaan'. Ik heb haar toen maar niet bekend dat mijn gedachten zich niet konden los maken van de demonstratie tjakalélé die op het bivakslaan volgde. Van tjakalélé raakten mijn vriendjes en ik vroeger altijd zo opgewonden dat we gingen mee- tandakken. Die keer ook, maar natuurlijk op veilige afstand van die Molukse vecht jassen en buiten het gezichtsveld van pa en die andere pottekijkers. Nel snapt daar niks van. Maar in Limburg hebben ze ook geen weet van oosterse krijgsdansen. tjakalélé Molukse dans tjawet lendedoek toeloep blaaspijp tandakken - dansen Bij het rommelen en opruimen vond ik deze foto uit 1923, geno men in Poerwokerto. Mijn vader was toen ingenieur van de BOW (Burgerlijke Openbare Werken), later bij Provinciale Waterstaat. Op de foto mijn moeder, W.H. Meerdink-Hofstede, E.F. Meerdink (Bart) en W.H. Meerdink (Wolter), die in maart 1942 bij Babat (Oost-Java) sneuvelde. De foto is voor het huis genomen. De naam van de chauffeur heb ik helaas niet kunnen achterhalen. Aangezien mijn vader later weer in Poerwokerto werd geplaatst (1936-1938) wist ik waar de huizen lagen. Namelijk naast de oude suikerfabriek Poerwokerto. In 1984 ben ik daar nog op bezoek geweest. Het was toen een post van de militaire politie. E.F. Meerdink 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 13