INDISCHS
TJIMAHI1944/1945 (DEEL 6)
door F W. Kaptijn
De zeelui leerden hen het belang van
schoon zijn op lichaam en woonomge
ving. Ook al hadden ze maar zelden de
beschikking over een stukje zeep, toch
maar wassen. 'Niet schoon, toch fris!'
was het devies.
Doktoren waarschuwden dat het niet
hielp om zogenaamd energie te sparen
door de hele dag in bed te blijven liggen.
Juist niet, kijk maar naar de Chinezen en
hun dagelijkse oefeningen. De jongens
luisterden naar deze raad. Op dagen dat
ze niet buiten werkten wandelden ze met
z'n tweetjes of in kleine groepen door het
hele kamp. Je wist maar nooit wat er te
halen viel. Al was het maar een halfrijpe
papaja of een ketellaknol. Bovendien
waren er ettelijke vrienden en kennissen
die ze nog niet hadden teruggevonden.
Op die wandelingen kwamen ze ook
langs de z.g. 'paardestallen'. Dat waren
ziekenbarakken en de polikliniek was er
gevestigd. Voor de ziekenbarakken zaten
de oedeemgevallen met hun opgezwollen
buiken en benen in de zon. Allemaal
vocht. Binnen lagen de zieken met dysen-
den opgegeven. Of het doodsbericht van
hun vrouw hadden ontvangen. Of omdat
ze het gewoon niet meer zagen zitten.
Elders in het grote kamp waren plezie
riger dingen te beleven. Accordeonist
George Setèt oefende veel in de z.g.
Noorderkerk met een gelegenheidscom
bo van blaasinstrumenten. Wel kwam na
een poosje de Rhapsody in Blue van
Gershwin met horten en stoten gespeeld
en eindeloze herhalingen op saxofoon en
accordeon, iedereen de keel uit.
Ze genoten daarnaast ook van wereldver
maarde musici als Simon Goldberg en
Isaac Stern die gepakt waren terwijl ze
een tournee door Indië maakten. De
schrijver van Stroom, ijs en walvissen
kwam voorlezen uit eigen werk en vertel
len wat-ie nog meer van plan was te
schrijven; iemand hield een lezing over
mimicry in de dierenwereld zodat we ook
daar wat van afwisten.
Lesgeven en schoolboeken waren verbo
den. Dit verbod werd op grote schaal
overtreden. Daarom nam de Japanse
kampcommandant tegenmaatregelen.
Een dag geen warm eten, keukens dicht.
Prompt kwamen de blikjes en zakjes met
noodvoorraad te voorschijn, vuurtjes wer
den gestookt en men at juist lekkerder
dan anders. Dat was niet de bedoeling en
Jan de Mepper kwam langs met een
groep trawanten. Hij schopte de vuurtjes
uit, sloeg een man of wat hardhandig
Hoofdstraat van Tjimahi, 1931
terie. Ondanks de goede zorgen van de
jonge verplegers was de sterfte hoog
door gebrek aan medicijnen en verster
kende middelen. Hartverscheurend waren
de taferelen wanneer vaders en zoons
daar voorgoed afscheid van elkaar moes
ten nemen. Wat dat betreft was het beter
om geen familie in het kamp te hebben.
Van jongens die als verplegers werkten
hoorden ze verhalen van mannen die
gestorven waren omdat ze de moed had-
tegen de grond en waarschuwde dat het
afgelopen moest zijn. Ze moesten honger
lijden!
Prompt volgde een order dat alle nood
voorraden naar de poort gebracht moes
ten worden. Als er bij de daaropvolgende
huiszoeking nog iets gevonden werd dan
volgde daar straf op.
'Poekoel', slaag, verduidelijkte hij met een
grijns.
Braaf werden alle zakjes met uitgespaar
de bonen en gedroogd brood verzameld.
Tot hun verbazing zagen de jongens wat
er al zo aan noodvoorraad was op hun
sectie alleen al. Zakken met bruine en
witte bonen en katjang idjoe, ikan trie,
een kleine soort gedroogde vis, grote pot
ten pindakaas, jam, blikjes met allerlei
lekkers. Ze sjouwden het braaf naar de
poort en aten zich onderweg ongans aan
de pindakaas met trie.
Met bloedend hart zagen ze al dit goede
voedsel verdwijnen in de voorraadkamer
van de Japanse wacht. Totdat een van
hen op de gedachte kwam om een drietal
forse zakken met bonen en katjang idjoe
achter te houden en op de vliering van de
naastgelegen recreatiezaal te verbergen.
Ach en wee geroep van de voormalige
eigenaren die bang waren voor het
beloofde pak slaag. De jongens uit bak 8
verzekerden hen dat alleen zijzelf de
schuld zouden dragen bij een eventuele
ontdekking. Ze verborgen de zakken en
maakten hun eigen kastjes en schapjes
bijna schoon. Zo hier en daar lieten ze
een ui of een lombok liggen en wat suiker
in hun voorraadblikken.
De huiszoeking kwam. Terwijl iedereen
aangetreden stond voor z'n slaapplank
en vol verwachting naar de ingang keek
sprongen een drietal soldaten door het
raam naar binnen. Ze begonnen achterin,
bij bak 8. Daar vonden ze de ui van Fred
en op barse toon vroegen ze van wie die
was! Van hem dus. 'Opeten, nu!'
Zonder veel tegenzin kauwde Fred de ui
naar binnen. Janus had een lombok laten
liggen, zelfde bevel. Dat was niet zo sma
kelijk, maar ja, volgende keer beter.
De zoekploeg maakte er niet al te veel
werk van. Een oudere man kreeg een
klap omdat hij bezwaar maakte tegen het
afpakken van zijn broodje dat-ie nota
bene de vorige dag had gekregen.
Niks mee te maken, hier dat ding.
Ze wierpen geen blik op de verborgen
schatten op de vliering. Dat zou ook
nogal wat klimwerk gevergd hebben. Ze
verdwenen en bleven weg. Nadat ze zich
ervan overtuigd hadden dat de kust veilig
was wilden de jongens de zakken weer
omlaag halen. Een van de ouderen waar
schuwde hen om dat niet te doen. Nog
niet, je kon niet weten of ze niet terug
zouden komen. En ja hoor. Een uur of
wat later kwam de hoogste baas zelf
voorzichtig een kijkje nemen vergezeld
van Jan de Mepper. Goedkeurend knikte
hij en wees op de lege schapjes. Dat was
hun straf geweest, voortaan luisteren
anders 'poekoel'. De volgende dag zou
den ze weer eten krijgen. De voorraden
gingen naar de zieken, o zo! Na een dag
durfden ze wel iets van de voorraden
naar beneden te halen om wat extra's bij
de maaltijd te hebben. De bonen zou een
kennis in de rijstkeuken koken en veilig
heen en terug brengen.
11