HET WANDKLEED
BIJ DE VOORPLAAT
Op de omslag: 'Kringloop der jaargetijdengemaakt door Fried Nieuwenhuys (zie pag. 26).
Op mijn zolder staat een rieten mand met lapjes en stukjes stof.
Restanten van lapjes waarvan ik rokjes en jurkjes naaide voor
mijn dochtertjes, uit de tijd dat ik ze nog mocht aankleden. Dat
was de tijd dat ik nog bepaalde wat ze leuk stond en uit zuinig
heid en vlijt, maar ook uit liefde, pure creativiteit en de
beschikbare vrije uurtjes, het heerlijk vond om jurkjes, rokjes,
blousjes, broekjes en pyjamaatjes voor ze te maken. Voor een
paar gulden immers heb je een lapje stof gekocht, en je maakt
er in een handomdraai een rokje of overgooiertje van.
Daarnaast naaide ik uiteraard zelf de overtrekken voor de kus
sens op de bank en stoelen, en er bleven altijd strookjes en
reepjes over, zonde om weg te gooien. Die verdwenen in de rie
ten mand met deksel, want 'je weet maar nooit of je er eens een
wandkleed van kan maken'. Dit was een wijze raad van mijn
ijverige moeder, die nooit iets weggooide tenzij het stonk. En
inderdaad, handwerken was één van haar lievelingsbezigheden.
Had zij immers in haar Indische jeugd niet van huis uit geleerd
dat je het mooiste avondtoilet van die-of-die filmster uit die-en-
die film, makkelijk na kon maken. Zo uit het hoofd. Dat was
heel normaal, in die tijd. Je deed het zelf. Vaardigheid met
naald en draad was geen vak, het hoorde bij het dagelijks leven.
En om aan te geven hoe stom iemand was werd er wel eens
gezegd 'Die kan nog niet eens een knoop aanzetten, zo stom!'.
En ook toen al werden reepjes, driehoekjes en sliertjes stof be
waard, bewaard, bewaard. Zij had geen mooie rieten mand,
maar een eenvoudige kartonnen doos op een plank in de kast.
En als de doos te vol werd, dan ging ze maar een wandkleed
maken. Ooit maakte ze een wandkleed met Indische vruchten
en bloemen. Natuurlijk kon ze ook tekenen, anders had ze de
vruchten en bloemen niet eerst kunnen uittekenen, om ze daar
na uit te knippen en te bevestigen op de grote blauw-groene
achtergrond, die ooit gordijn was geweest. Ze borduurde ze met
sierlijke steken vast en dit deed ze allemaal na een dag van hard
werken, 's avonds bij de TV, met een oog op de beeldbuis
gericht. Mijn broer, die kritiek nooit onder stoelen of banken
stak, zei 'volgens mij doe je dat niet goed. Die kleine witte
vruchtjes zijn ondersteboven.' 'Wat weet jij daar nou van? Die
groeien zo!'
'Nou volgens mij kan dat niet. Het staat onnatuurlijk' mompel
de hij nog na. 'Je weet er niets van, bemoei je er niet mee!' en
zo ging het avond na avond door, tot ze een keer het gesprek
beëindigde met 'Ik wil er niets meer over horen, begrijp je!?'
Nadat het, overigens prachtige, kunstwerk ingelijst in de eet
kamer aan de muur hing, zei hij tenslotte 'Jeetje mam, wat is
dat mooi geworden zeg! Wat zijn dat voor vruchten? En hoe
heten die bloemen? En die? En die?' Nadat ze precies had uit
gelegd hoe ze heetten, waar ze groeiden, en hoe ze smaakten,
zei hij 'Nou, het is werkelijk mooi mam! Alleen jammer dat die
kleine witte vruchtjes daar ondersteboven zijn.' 'Begin je nou
weer!' Tenslotte heeft ze ze er afgehaald, en zo geborduurd dat
het naar zijn idee goed was, om verder dagelijks terugkerend
commentaar te vermijden. Maar toen mijn vader na maanden
lange afwezigheid weer thuis kwam en het wandkleed bewon
derde, zei hij direkt 'Het is heel uniek. Maar waarom heb je die
djamboe monjet eigenlijk de verkeerde kant uit geborduurd?'
Ze knarste met haar tanden, haalde het kleed van de muur en
hing het op een minder in het oog vallend hoekje in de kamer.
Mijn broer zweeg natuurlijk in alle talen. Ik lachte stiekem.
Ze heeft het wandkleed nog, het hangt nog in haar huiskamer.
Met de ondersteboven djamboe monjet. En telkens als ik er
naar kijk, wat zie ik dan? Niet de vruchtjes, niet de bloemen, of
ze nou ondersteboven hangen of niet. Wat ik zie zijn allemaal
bekende stukjes stof. Van een jurk, die zij droeg toen ze mij
naar de speeltuin bracht. Van een rok, die ik droeg op mijn eer
ste schooldag. Van een vitrage, die in de keuken hing. Van een
kussen, wat op de rotan stoel lag. Van een sjaaltje, waarvan het
puntje vanonder de kraag van mijn moeders jas wipte als ze
's ochtends voor het licht werd, naar kantoor ging. Allemaal
stukjes verleden, allemaal in een prachtig schilderij verwerkt.
Mijn vader zei ooit tegen mij: Teder mens zou in zijn leven ten
minste één boek moeten schrijven voor het nageslacht'. Ik zou
er aan willen toevoegen: En als je niet kan schrijven, of je wilt
het niet, maak dan tenminste één wandkleed uit restjes stof. Het
zegt alles over je leven, voor je nageslacht. Doe het!
Of de maakster van dit prachtige wandkleed restjes gebruikte,
weet ik niet, het doet er ook niet toe. Het is met mensenhanden
gemaakt, en alles wat mensenhanden maken, is de moeite
waard om te bewaren.
Vivian Boon
3 JUNI OPEN MUIS MOESSON
Moesson en het Indisch Familie Archief heeft de verhuizing achter de rug en wij draaien weer
op volle toeren in onze nieuwe onderkomen.
U bent van harte welkom om kijkje te nemen in ons nieuwe kantoor en kennis te maken met
alle medewerkers op zaterdag 3 juni 1995 van 10.00 tot 16.00 uur.
2