Meditations
from
Florida
Pasar Rombeng
9
Wat een mooie foto was dat van de
Pasar Malang in Moesson van 15 januari.
Niemand blijer dan ik daarmee. Ik kan nu
rustig zitten kijken naar een plaatje van
wat ik me zo goed herinner en waar we
zo vaak scharrelden, lang geleden. 'Kom,
we gaan naar de pasar', zei Ma vaak
tegen mijn tante en dan gingen we
natuurlijk mee, want de pasar zat vol
schatten als je goed rondkeek. Toen we
gewikkeld in pisangblad, dat het geheel
altijd zo'n aparte geur gaf, werd het vlees
afgewogen op een grote weegschaal.
Een opgeschoten katjong droeg de mand
waar alle inkopen in verdwenen. Alle
loodsen werden systematisch afgelopen
en er werd gekocht, hier een klapper,
daar katjang pandjang en een grote
laboe en boontjes en tèmpèh, en zo ging
het tot de mand vol was. Intussen laveer
de je tussen de waterplassen (van de
schoonmaak) en paste er wel voor op dat
je niet in de vieze rommel stapte die nog
niet weggeveegd was, en je luisterde met
beide oren naar het tawarren: 'Bih, bera-
pa ini pisang?' Na de prijs gehoord te
hebben werd mijn moeder theatraal,
'Astaga! koh mahal, als ik je pisang koop
voor die prijs kan ik immers niet veel
anders meer kopen', en ze noemde haar
prijs. Dan was het natuurlijk aan de bibik
pisang om zich letterlijk op de borst te
uren doorbrengen. Alles werd bekeken,
er werd naar de prijzen geïnformeerd met
al de gezichtsuitdrukkingen van schrik en
verbazing als de prijs te hoog werd
gevonden. Ik genoot van de hele gang
van zaken, vooral van de pasar rombèng.
Van mijn moeder kregen we een dubbel
tje en er werd heel zuinig mee omge
sprongen. Ik kocht altijd postzegels want
die verzamelde ik toen en de lessen
daarnet geleerd in de groenten-, vis- en
djamu-afdeling probeerde ik in toepas
sing te brengen. Ik gooide echter mijn
handen nog niet in de lucht zoals Ma dat
deed. Soms kon ik waarachtig een paar
centen afdingen en dat was geweldig.
Mijn Ma liep nog steeds te kijken naar
vooral Chinese vaasjes en beeldjes en
weet ik veel wat nog meer voor tètèk
bengèk. Wat kon ze blij zijn als ze voor
weinig geld een mooi beeldje of een kan
ten kleedje op de kop tikte. Het was dan
de poort binnen kwamen lopen stond aan
de rechterkant een verkoper van kleine
ronde platte koekjes ter grootte van een
rijksdaalder. Daar wilden we als kinderen
meteen naar toe, maar Ma bewaarde dat
bezoek voor het laatst. Dan kregen we
elk een zakje met die koekjes, die als
bolletjes vloeibaar deeg op een gloeien
de plaat vielen, dan platgedrukt en
gebakken werden tussen twee gloeiende
platen totdat ze eruit zagen als een munt
stuk. In de loodsen werden groenten ver
kocht, ook kippen, geiten, djamoes, en er
was een - apart, dacht ik - gebouwtje of
in elk geval een betegelde ruimte waar
vlees werd verkocht. Bloederig en wel,
slaan en te zweren dat ze het voor geen
cent minder kon verkopen, het waren
heel mooie pisangs en elke cent die ze
ervoor vroeg waard. Maar...sudah, voor
een klein beetje minder mocht Ma de
pisang hebben omdat - gelukje voor Ma -
de verkoopster eigenlijk toch al op het
punt stond om naar huis te gaan. Wat
een pracht spel van loven en bieden,
waarvan beide partijen tevreden waren
met het eindresultaat.
Het beste gedeelte kwam als we naar de
rombèng afdeling overstaken. Watje
daar al niet kopen kon. De dievenpasar
werd het ook genoemd. Daar kon Ma
alsof ze een grote schat had gevonden,
onbetaalbaar mooi in haar ogen.
Pasar rombèng hebben we hier ook en
de uitdrukking 'one man's junk is another
man's treasure'O is daar echt op van
toepassing. Ze noemen het hier een 'flea
market', een vlooienmarkt dus. Er zijn
grote commerciële markten en de kleine
re die vaak worden gehouden in iemands
tuin of garage en die worden dan 'garage
sales' genoemd. Of een hele gemeente
zoekt rommel dat men kwijt moet bij
elkaar en dan worden er kraampjes
opgezet, óf op het dorpspleintje óf in een
zaal speciaal voor de gelegenheid ter