Vrienden hebben mij daar opgevangen en koninklijk verzorgd. Tussen Amsterdam en Madrid en tussen Madrid en La Coruna en op het logeer adres in Xanxengo, op de luchthavens van Amsterdam en Madrid en op het knusse vliegveld van La Coruna en over al waar ik die periode ben heen geweest, ik heb enkel en alleen hele lieve en zeer behulpzame mensen ontmoet. Het was (1993) het 'heilige jaar' in Santiago en de heilige deuren van de kathedraal daar, die éénmaal per 100 jaar door de Paus worden geopend, door die deuren mocht ik met mijn rolstoel de kathedraal binnen gaan. En toch! En toch oude zeur, die ik ben, had ik het loodzware gevoel in mijn lijf, in mijn emoties dat al die vriendelijkheid en hulpvaardigheid mijn hulpbehoevendheid benadrukten. Niet meer dan dat? Toch wel, dankbaarheid, maar het maakte mij alleen maar triester. Gelukkig schenken ze in Spanje hele goede wijnen en eten zij daar heel lekker en veel en vaak. Dat gaf troost. Nou ja, een beetje. Even voor mijn vertrek naar Gallicië ont ving ik een brief van een oud-patiënt. Ik kende hem al heel lang en heb hem vaak thuis bezocht in mijn werkzame periode, een eindeloos lang ziekbed met veel pijn en verdriet, een groot kruis voor hem en zijn naaste omgeving. Het ging heel slecht met hem, zo schreef hij mij, maar het werd tijd voor verlossing voor hem en voor zijn naasten. Toch was hij angstig en onrustig. Ik schreef hem dat het sterven na zo'n langdurige lijdensweg als hij had en nog heeft, een zegen is voor de langdurig zieke en zijn omgeving. Niet en nooit meer getil, gesjouw en geduw voor de omgeving en nooit meer dank-je-wel van de patiënt, ledereen is vrij. De avond voor mijn vertrek werd ik door zijn vrouw gebeld, die mij vertelde dat ze mijn boodschap - haar man en zij - goed hadden begrepen omdat ik diezelfde situ atie nu zo van heel nabij kende. Schrijf voor 'langdurig zieke' de 'spierzie- ke' en je hebt daar staan waar ik toen (en nu nog) mee heb getobd en dit nog steeds mijn gevoelens bezwaard omdat ik vooral niet ondankbaar wil lijken naar mijn naasten en naar al die vriendelijke mensen toe, voor al die goede zaken, die zij voor mij over hebben. In Spanje ontving ik het overlijdensbe richt van Don, in die laatste jaren van hem tutoyeerden wij elkaar. De mensen met een spierziekte, die zich verenigd hebben in de VSN zijn die welke lijden aan een neuro-musculaire ziekte of slachtoffer zijn van een myositis. De neuro-musculaire patiënten hebben de ziekte - in merendeel - door overerving verkregen. Degenen, die dat geërfde leed op jonge leeftijd reeds vertonen, de meest bekende zijn de ziekte van Duchenne-Becker en de spinale muscu laire atrofiën, zijn (meestal) geen lang leven beschoren en de hulpbehoevend heid begint zowat kort na de geboorte. Voor bijna alle erfelijke ziekten bestaat geen therapie. Veel en veel later zal wel licht de gentherapie worden 'uitgevon den' en ontwikkeld, maar dat is zulke moeilijke materie, dat ik daar geen zinnig woord over kan zeggen. Die gentherapie zal t.z.t. en dat is veel en veel later, de resultante zijn van het DNA-onderzoek waar men nu mee bezig is en waarbij redelijk goede vorderingen worden gemaakt. Er zijn ook verworven vormen van NM- ziekten. De beruchtste vorm is de amyos- trofe lateraal sclerose (ALS). Oorzaak onbekend, therapie onbekend. De diag nose is vrij eenvoudig te stellen. Ik had voor mijn semi-arts examen een ALS- patiënte. Een vrouw van nog geen vijftig jaar, die er uit zag als een zeventigjarige en die niet meer spreken kon en met alles en nog wat geholpen moest wor den. Voor een dokter in status nascendie, een dokter in wording, toch een redelijk mak kelijke zaak om tot een diagnose te komen, hoewel een anamnese - het ver haal van de patiënt zelf - niet kon worden opgenomen. De symptomatologie van die ziekte, ook in niet al te ver gevorder de staat, is zo gruwelijk, zo vernietigend, dat (zelfs) een semi-arts daardoor géén moeite kon hebben om tot een diagnose te komen. Bij dat examen had ik de assistentie van een zaal-zuster (het waren nog ziekenza len in die tijd), die mij hielp bij het aan- en uitkleden van de patiënte en deze ook tij dig van extra zuurstof voorzag wanneer zij in ademhalingsmoeilijkheden dreigde te geraken. En nog steeds weet men nauwelijks wat of beter gezegd helemaal niets over oor zaak en therapie van de ALS. Waarom niet? Weinig interessant en weinig van deze zieken? Wie het weet mag het mij zeggen. Vorig jaar is er (eindelijk) in Utrecht een hoogleraar benoemd met de opdracht naar onderzoek van de ALS. De myositiden verlopen niet zo virulent - zo snel en kwaardaardig - en meestal loop je die ellende op wanneer je middelbaar bent. Veel langer ben je al ziek, maar je weet dit niet en het onverwacht vallen of slecht de trap oplopen en niet meer in een lage stoel durven zitten, dat 'ontken' je voor jezelf maar. Je hebt niet goed uit gekeken, je bent te dik of te moe. En 'in eens' ben je 65 jaar geworden en weet ik niet wat voor plannen je al had voor die pensioenleeftijd maar dan beland je in een rolstoel. Nou ja, maar we leven nog (met een myositis). De meest virulente vorm van deze ziekte is die welke (ook) op zeer jeugdige leeftijd zich kan manifesteren. Patiënten hebben (ernstige) huidafwijkin gen bij de spierzieke, die ziekte wordt daarom dermato-myositis (DM) genoemd. Van de DM en de andere vormen van myositis is ook nog weinig of niets bekend van aethiologie en therapie. Binnenkort start een onderzoek naar auto-antilichamen bij myositispatiënten omdat er genoeg aanwijzingen zijn te denken dat myositis een auto-imuun- ziekte is. Dat onderzoek wordt bekostigd door het Prinses Beatrix-fonds en de myositispatiënten springen - dit is heel fi guurlijk en zeer overdrachtelijk bedoeld - een gat in de lucht omdat er nu eindelijk eens wat gebeurt. Denk vooral niet - omdat ik over dit onderwerp nogal lang van stof ben - dat ik van plan ben bij de Moessonredactie en de Moessonlezers met de pet rond te gaan, hoewel ik daar wel eens aan gedacht heb. Bijna ieder een immers kent de Nierstichting, het Reumafonds, de Hartstichting maar wie kent en weet van de VSN. De collectebus en een speldje, dat helpt meestal heel goed om naamsbekendheid te krijgen. Toch schijnt van alles en nog wat gepro beerd te zijn, maar naambekendheid heeft er niet toe geleid. Het is natuurlijk wel zo dat een ieder weet wat reuma is, wat een hart is, wat een nier is en alle maal weten wij wat spieren zijn, maar zieke spieren, dat is (toch) iets wat niet zo erg is Reuma, zieke nieren, een ziek hart, dat is erg. Spierziekten zijn wel redelijk zeldzaam en gelukkig maar ook. Maar omdat hier de magie van het (grote) getal ontbreekt zitten al die zieke spieren in het vergeethoekje van medisch onderzoek en dus van medische kennis. Om een indruk te krijgen hoe gering het aantal spierzieken in Nederland is, kan ik zeggen dat de IBM - 'mijn' ziekte dus - per jaar één nieuwe patiënt oplevert per 1.000.000 inwoners. Dat zijn dus 15 patiënten per jaar erbij op de hele bevolking van Nederland. De VSN kent - pakweg - 600 diagnosegroe- pen en je kunt dan zeggen dat op de totale bevolking van Nederland er 900 'nieuwe' spierzieken bijkomen, jaarlijks. Dat is (bijna) niets in vergelijking met de totale hoeveelheden - die er jaarlijks bij komen - van nierzieken, hartpatiënten en lijders aan reuma. Ziek is ziek en dus moet er geholpen worden, zou je zeggen. Er is geen ande re, dan de patiënt met een spierziekte, die zich, met elke vezel van het lichaam, realiseert, dat wanneer één mens ver drinkt, dit hooguit één regel in de krant oplevert waarin men spreekt over een (lees verder op bladzijde 41) 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 32