zouden overvliegen en op het race-terrein stalen vaten met hulpgoederen afgooien. Dat was een hartverwarmend gezicht. Alleen was het jammer dat de helft in de nabijgelegen kampong terecht kwam. Ze kregen ook bezoek van een paar Hollanders van de NICA. Die kwamen uit Australië en hadden Amerikaanse unifor men aan. Er was ook een vrouw bij en daar hadden ze het meest oog voor. Zij liet een nieuwe bankbiljet van een gulden zien, nieuw geld. De Hollanders kwamen dus gewoon terug. De NICA-mensen ble ven niet lang, ze moesten nog langs zoveel kampen. De volgende dag gebeurde er iets ake ligs. Mensen die naar de pasar waren gegaan om inkopen te doen kwamen onder de striemen terug. Ze waren op die pasars afgetuigd met paardezwepen. Dit wekte nogal wat beroering. Er vormde zich in het kamp een klein commando. Dat trok er 's avonds op uit met lampe peren die met benzine gevuld waren en met een prop katoen afgedicht. Die gooi den ze brandend op de licht ontvlambare stalletjes van de pasar en op een paar aangrenzende kamponghuisjes. Er werd flinke brandschade aangericht en de woedende bevolking zwoer wraak. Ze zouden die zwakke en zieke blanda's wel eens leren! Met gescherpte bamboes en hakmessen trokken ze naar het kamp. Daar had men zich al voorbereid op deze aanval en van allerlei voorwerpen wapens gemaakt. Die hoefden ze niet te gebruiken. De Japanse troepen die aan de overkant waren gelegerd rukten uit onder luide toejuichingen van de tawa- nans en straften de aanvallers geducht af. Wie had zoiets kunnen bedenken, een paar weken geleden! De rust keerde enigszins weer al klonk vooral 's nachts uit de verte nog wel eens het onheilspellende 'bersiap'-geroep. Het betekende zoiets als 'aanvallen', gelukkig bleef het bij roepen uit de verte. Ongeduldige mannen verlieten zelf het kamp en trokken per trein naar hun vroe gere woonplaats of naar het kamp van vrouw en kinderen. Fred kreeg een brief van thuis. In Malang was alles goed. Christien woonde bij kennissen en er was voor hem ook wel een plaatsje als hij terug zou komen. Ze had zelfs nog een pyjama voor hem op de kop getikt. Van zijn vader nog niets bekend. Fred had een Rode Kruis-formulier inge vuld om te weten te komen waar Pa ergens terechtgekomen was en of-ie nog leefde. Hij vond verder dat-ie er nog te armoedig bij liep om al naar Malang terug te gaan. Eerst maar afwachten of er nog fatsoenlijke kleren zouden worden ver strekt zoals beloofd was. Met zijn vrien den was hij op een dag naar Bandoeng gegaan op een Japanse legertruck. Bob en Tom hadden hun vader teruggevon den in het 15e bataljon in Bandoeng en gingen verhuizen. Fred kwam geen enke le bekende tegen. De stemming buiten het kamp, in de stad, was niet uitgesproken vriendelijk. Een Chinese toko-houder weigerde hen gewoon de toegang tot zijn winkel. Ze mochten op straat zeggen wat ze wilden kopen. Nou, dat wisten ze eigenlijk niet. Doorlopen dan. Ja, maar ze wilden even piesen, kon dat? De man had zeker slechte ervaringen gehad met de bevrijde kampmensen want hij wilde hen met niets helpen. 'Okay, we zullen het niet vergeten.' Rudy deed alsof hij de naam van de Chinees noteerde. Het maakte geen indruk, 'weg wezen!' stond er in zijn ogen te lezen. Het kostte enige moeite om terug te komen in Tjimahi. Ze probeerden te liften met een Japanse officier in een luxe auto. Hij keek hen hooghartig aan en vroeg of ze niet wisten wie hij was? Nee, eigenlijk niet. Hij reed weg, zeker een hoge, dacht Fred. Ze konden mee met een groepje KNIL- militairen van het 10e bataljon die via Andir naar het militaire hospitaal reden. Ze verwachtten binnen enkele dagen de eerste Britse troepen. In Batavia was Helfrich, de vice-admiraal, aangekomen met de lichte kruiser Tromp en had er een marine-detachement aan wal gezet. Iemand wist ook te vertellen dat er een vliegboot was gestuurd om de vrouw en twee zoons van de marine commandant op te halen. Het KNIL was her en der verspreid. Ze waren nu weer bezig vaste voet te krijgen op het vlieg veld en in het hospitaal en Tjimahi over te nemen met het kleine aantal beschikbare troepen. Fred vond het wel een plezierige ervaring om nu als vrij man heen en weer te kunnen reizen maar was dit nu echt de bevrijding, of zou er nog een feest vol gen, later misschien? De vrienden von den het maar een vreemd einde van de oorlog. Fred had werk aangenomen in de militai re bakkerij van het KNIL waar brood voor alle kampen in Tjimahi gebakken werd en als het moest voor ver daarbuiten ook. Het was zwaar werk, vier ovens stoken, met het hout van theestruiken en rubber bomen. Zelfs de locomotieven maakten zo stoom wegens gebrek aan steenkool! Van de stookkuil werd hij weggeroepen wanneer de broodplaten moesten worden gekeerd in de ovens. De beloning was wel goed, vond hij. Koffie met veel suiker wanneer je maar wilde, vers brood en margarine. Hij vulde een paar oude gasmasker-bus jes met margarine, gaf die mee met iemand die naar Malang reisde en deed er een briefje aan Christien bij dat-ie wat later zou komen. Janus en Robert en Wil hadden zich opgegeven als chauffeur bij de RAPWI in Bandoeng en trokken naar het jaarbeurs gebouw in de stad. Het speet Fred dat hij geen auto kon rijden. Het werk in de bak kerij beviel hem al na een paar dagen niet. Er was een echte bakker aangesteld als hoofd van het bedrijf. Een man die vroeger een heel bekende bakkerij in Bandoeng had. Hij behandelde Fred en de andere stokers en deegkneders alsof ze zijn personeel waren. Fred zat eens tussen twee stookbeurten in rustig een shagje te draaien en wat af te koelen boven de stookkuil. Uit de bakkerij stapte deze man naar buiten, keek verbaasd en vroeg: 'Heb jij niks te doen? Ga dan het erf maar aanvegen, al die dorre bladeren hinderen mij. Veeg ze op een hoop en verbranden die hap.' Fred keek hem niet begrijpend aan. 'Waarom doe je dat zelf eigenlijk niet?' wilde hij weten en bleef zitten. De man barstte in woede uit. Of Fred wel wist wie hij voor zich had? Nee, Fred had geen vermoeden. Nou, hij was de grote bakker uit Bandoeng en als Fred niet deed wat hem was opgedragen kon-ie opdonderen! Fred kon zijn oren niet geloven. Wie hij was, wat dacht deze vent wel dat-ie was? Fred was stoker en hulp in de bakkerij, hij werkte zich rot en het erf aanvegen deed- ie sowieso niet. De grote bakker nam het niet en ging er werk van maken! Nou, Fred ook. Samen liepen ze naar het diensthoofd van het kamp. Die probeerde de zaak te sussen. De bakker zou wat te heetgebakerd zijn geweest en Fred een beetje haastig met z'n antwoord en zo. Nee, zo was het duidelijk niet. De bakker riep van 'hij d'ruit of ik d'r uit'. De keus was alzo niet moeilijk en Fred stapte op. P.S. Ondanks het advies om in het kamp te blijven, vertrokken een aantal met de trein naar hun vrouwen en familieleden in de overige delen van Java. Helaas wer den ze wederom gevangen genomen door de Indonesiërs en velen kwamen pas in 1947 vrij. Sommigen zelfs pas tij dens de tweede politionele actie! Volgende maand deel 9: Bandoeng in de Bersiap 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 14