O
klonken. Nu is er slechts de stilte, die
alleen wordt verstoord door vage gelui
den uit de nabij gelegen kampong en de
voetstappen van de soldaat die naast mij
voortsloft.
Wanneer we om het gebouw zijn heenge
lopen en weer bijna terug zijn bij de
hoofdingang, vraag ik de soldaat of ik
naar binnen mag. Aarzelend geeft hij toe
stemming. Bij het betreden van het
de aula vind ik hem terug. Ik vertel hem
dat ik mijn bezoek erg interessant vind
en dat ik nu ook graag naar boven wil. Hij
kijkt mij verschrikt aan en zegt dat dat niet
kan, want dat is gevaarlijk. 'Waarom is
het gevaarlijk?', vraag ik. Hij antwoordt
dat daarboven vreemde dingen gebeu
ren, wat wil hij niet zeggen. Nu is mijn
nieuwsgierigheid echt gewekt en ik zeg
vriendelijk maar resoluut dat ik niet bang
ben en daarom toch graag naar boven
'Dit was vroeger een school, waar hon
derden leerlingen op zaten. Wat u hoort
zijn waarschijnlijk de stemmen van vroe
gere leerlingen van die school!'
De soldaat kijkt mij aan met een blik van
'ziet u nou wel, ik zei u toch dat het er
spookte!' Samen lopen we terug naar het
wachtlokaal, waar de andere militairen
nog steeds bij elkaar zitten. Ik bedank
hen voor de toestemming om het gebouw
te bezoeken en wandel vervolgens lang-
Foto: Robert Voskuil
Een foto elf jaar later. Rechts het nieuwe kantoorgebouw van de Nationale Bibliotheek.
hoofdgebouw is het eerste wat opvalt de
geweldige rommel. Puin, hout, papieren
afval ligt overal verspreid op de marme
ren vloer. Kennelijk is de grote aula van
de school, toen die als ziekenhuis fun
geerde, door middel van houten schotten
verdeeld geweest in kleinere ruimten. Nu
zijn die schotten omgevallen of kapot
gemaakt. Het geheel maakt een desolate
indruk. Ik merk dat de soldaat aarzelt als
ik verder doorloop naar binnen. Maar ik
word steeds nieuwsgieriger en ik wil nu
ook de rest van het gebouw zien. Aan
weerszijden van een lange gang liggen
de voormalige klaslokalen. Omdat de lui
ken van de meeste lokalen dicht zijn valt
er slechts gedempt licht naar binnen.
Toch kan ik de enorme afmetingen van
de lokalen goed onderscheiden. Vooral
de grote hoogte valt op. Op de muren is
de plaats waar de borden hebben geze
ten nog te zien, maar verder wijst niets
meer op de vroegere functie van deze
ruimten. Alle meubilair is verdwenen. De
vloeren zijn bedekt met een laag vuil en
met uitwerpselen van vogels en het is net
alsof je op dun tapijt loopt. De ruimten
zijn aangenaam koel en het is er doodstil.
Dan merk ik plotseling dat de soldaat is
verdwenen. Ik loop terug naar voren en in
wil. Hij antwoordt met duidelijke tegenzin
dat ik dan maar alleen moet gaan en dat
hij beneden zal blijven wachten. Ik loop
de trap op en kom opnieuw in een lange
gang met dohkere, vervuilde klaslokalen
aan beide zijden, die net als beneden
hebben gediend als ziekenzalen. Er valt
mij niets bijzonders op. Wanneer ik enige
tijd later de trap afloop is de soldaat zicht
baar gerust gesteld. Met beide handen
omklemt hij het machinepistool en
gebaart me mee naar buiten te lopen.
'Wat is daarboven dan aan de hand?',
vraag ik, 'ik heb niets bijzonders gezien'.
Aarzelend antwoordt hij: 'Het spookt er'.
Hij vertelt dat de soldaten die het com
plex moeten bewaken regelmatig gelui
den horen die uit de ruimten op de
bovenverdieping schijnen te komen.
Niemand van hen durft naar boven, zelfs
niet wanneer ze zijn gewapend. Ik kijk
hem ongelovig aan. 'Geluiden, wat voor
geluiden dan?', vraag ik. Hij antwoordt:
'Kinderstemmen, het gelach van kinderen
en soms flarden muziek. De geluiden
komen beslist niet van buiten, maar van
uit de ruimten boven'. Langzaam dringt
het tot mij door dat ik iets van mijn nuch
terheid en ongeloof moet laten varen. Dit
kan geen toeval zijn. Ik roep het bijna uit:
zaam en in gedachten verzonken naar de
weg.
Jakarta, 11 augustus 1995. De taxi stopt
voor het hek van de voormalige KW III
school. Sinds mijn vorige bezoek, elf jaar
eerder, hebben de KW lil en de omge
ving een metamorfose ondergaan. Het
hoofdgebouw is gelukkig niet afgebroken
maar is geheel gerestaureerd. Samen
met het er naast gebouwde, acht verdie
pingen hoge kantoorgebouw dient het als
de 'Perpustakaan Nasional Rl', de
Nationale Bibliotheek van de Republiek
Indonesië. Ik loop over het hete asfalt van
het parkeerterrein naar de hoofdingang
en meld mij bij de portier. Het gebouw
ziet er zowel van buiten als van binnen
schitterend uit en ik kan mij de vroegere
desolate toestand nauwelijks meer voor
stellen. Wanneer ik de ingang van het
nieuwe kantoorgebouw inloop, kijk ik
even naar de bovenverdieping van de
voormalige KW lil. De luiken zijn geslo
ten. Zou het er nog steeds spoken?
27