HISTORISCHE ONDERBREKING O 1943), Antara Bumi dan Langit (Tussen hemel en aarde, 1944), Jinak-jinak Merpati (Niet mee te spotten, 1945), en Barang Tiada Berharga (Een waardeloos ding, 1945). De criticus Piper beweert dat de toneelstukken 'propagandistisch en fundamenteel romantisch van toon zijn. De latere toneelstukken echter behande len ook de idealen en sociale problemen van die tijd, zoals de positie van de vrouw in de maatschappij en de problemen van de Euraziaat.' Oemarjati heeft kritiek op Pane's onbeholpen manier van schrijven en de stuntelige, geforceerde manier waarop hij toevallige ontmoetingen laat plaats vinden. Usmar Ismail, de artistieke directeur van de theatergroep Maya, publiceerde drie toneelstukken in de bundel Sedih dan Gemblra (Droevig en vrolijk, 1948). Citra (1943) gaat over twee broers die verliefd worden op hetzelfde meisje. 'Het stuk is een allegorie van Indonesië en de verschillende machten die voor haar vechten', schrijft Piper. Liburan Seniman (Kunstenaars vakantie, 1944) gaat over een paar jonge kunstenaars die ontdek ken 'hoe hun vrijheid zijn vervulling vindt in het nemen van nieuwe verantwoorde lijkheden voor hun medemens.' Zijn belangrijkste toneelstuk, Api (Vuur, 1945), vertelt het verhaal van twee ge leerden. De één is geïnteresseerd in zijn eigen succes, terwijl de ander de mensen wil helpen. Ismail schreef daarnaast nog vier minder bekende stukken. El Hakim, een pseudoniem van dr. Abu Hanifah, publiceerde in 1949 een bundel toneelstukken, waarin Taufan diatas Asia (Tyfoon over Azië), Intelek Istimewa (Een uitzonderlijk verstand), Dewi Reni (Godin Reni), en Insan Kamil (Het perfecte wezen) zijn opgenomen. Alle vier hebben een sterk oratorische stijl, maar er gebeurt te weinig en er zijn te weinig karakteristieke kenmerken. Andere toneelschrijvers uit die periode zijn Amal Hamzah (1927), Idrus (1921- 1979), Inu Kertapati, Saadah Alim en Kotot Sukardi. Maar geen van hen heeft een stempel kunnen drukken op het moderne Indonesische theater. De vaak geciteerde stelling dat Indonesië een voorbeeld is van eenheid in verschei denheid is ook van toepassing op haar cultuur. Indonesië bestaat uit vele ethni- sche bevolkingsgroepen. Het is een multi-ethnische maatschappij. En toch vond er na de oorlog een interessant fenomeen plaats dat beschreven kan worden als 'de historische onderbreking', een term uitgevonden door Bakdi Soemanto, theater-expert bij de Gadjah Mada Universiteit in Yogyakarta. Toen Indonesië haar onafhankelijkheid uitriep, werd van haar volkeren verwacht dat zij nieuwe en moderne denkbeelden zouden aanvaarden. Indonesië als 'één land.' Het begrip zelf kwam uit het Westen. Vóór de onafhankelijkheid waren er verscheidene vorstendommen waar de mensen in kleine, tamelijk homogene gemeenschappen leefden. Op Sumatra, bijvoorbeeld, leefden de mensen in één van de vijf of zes vorstendommen, zoals zij dat ook op Java deden, in Kalimantan of op vele andere plaatsen. Toen Soekarno en Hatta in 1945 verklaarden dat Indonesië nu 'één land' moest zijn, begreep men dat al deze verschillende bevolkingsgroepen verenigd moesten worden. Politiek gezien bleek dat geen probleem te zijn, maar vanuit cultureel oogpunt betekende het plan een ramp. Wanneer wij, wat nu is geschreven, omschrijven als moderne Indonesische literatuur, dan is er de gevolgtrekking dat er ook klassieke Indonesische literatuur bestaat. Maar wat de Indonesiërs als klassieke literatuur kennen is in feite ethnische literatuur. En dat veroorzaakt problemen, problemen betreffende de culturele continuïteit. Met het creëren van 'één natie' werd er ook een ander denk beeld gecreëerd. Bakdi noemt dit begrip: historische onderbreking. Politiek gezien had deze staatsvorm geen nadelig effect op het Indonesische volk, maar cultureel gezien ontstond er wanorde in de klassie ke tradities. In traditionele termen had het volk kun nen kijken naar voorstellingen van de wayang wong, wayang kulit, Minangkabau-dansen, dans drama op Bali, lenong operettas in Jakarta, keto- prak volks-melodrama in Yogyakarta, enzovoorts. Er was een grote verschei denheid aan inheemse uitvoerende kun sten. En zomaar ineens, met de nieuwe onafhankelijkheid, moesten de uitvoeren de kunstenaars ook de nieuwe taal, het Bahasa Indonesia, gaan gebruiken. Het effect dat deze nieuwe taal op deze uit voerende kunstenaars had is immens! Het volk moest zijn inheemse manier van denken veranderen in een nationale manier van denken. En vele voordrachts kunstenaars en schrijvers vonden dit heel moeilijk. Bakdi Soemanto verklaart zijn visie ver der: 'De enige manier om hiermee om te kunnen gaan was om te doen wat de Westerlingen deden. Wanneer we terug gaan in de geschiedenis, zien we dat in het midden van de negentiende eeuw enkele rondreizende Nederlandse acteurs voorstellingen gaven van toneel stukken van Shakespeare, zoals Macbeth, Othello, of Romeo en Julia in het Nederlands. Hun visie op het voor toneel onderscheidt zich van de onze. Wij hadden een theater met een wat ronde vorm waar de mensen om een ietwat ver hoogd toneel in het midden zaten - wij noemen ditpendopo staging' - en de mensen waren gewend om hun dansdra ma's midden tussen het publiek op te voeren. Later, in het begin van de twintig ste eeuw, zo rond 1910, zag men de opkomst van steden op Java, speciaal in de kustgebieden. De bevolking woonde in kampongs en zij wilden 's avonds amuse ment. In Yogyakarta vonden de meeste uitvoe ringen plaats in de kraton, het paleis van de sultan. Het volk uit de kampongs mocht echter niet in de kraton komen, omdat zij niet tot de hoogste klasse behoorden voor wie deze voorstellingen werden gegeven. Om dit te compense ren, heeft toen een Chinees, Lien Tong Yin een groep Nederlandse acteurs bij elkaar geroepen die hun eigen theater begonnen. Ofschoon hun voorstellingen wel een compensatie waren voor het feit dat het volk de voorstellingen van de sul tan niet mocht zien, was het niet zo dat de acteurs eenvoudigweg imiteerden wat er in de kraton werd gespeeld. Het was eerder zo, dat zij iets nieuws creëerden. Niet alleen introduceerden zij het voor-to neel in plaats van gebruik te maken van het pendopo-toneel, maar ook - en dat was zelfs nog belangrijker - brachten zij hun voorstellingen binnen in een gebouw in plaats van in de open lucht.' Voorstellingen op het pendopo-toneel werden niet per se buiten gegeven, maar het voornaamste kenmerk was dat de mensen uit het publiek konden komen en gaan wanneer zij wilden. Zij konden een poosje staan kijken, weggaan, en weer terug komen, omdat de plaats waar de voorstelling werd gegeven niet een afge sloten donkere ruimte was. Maar de belangrijkste verandering bij deze nieuwe voorstelling, of liever gezegd voor het amusement, was het feit dat de mensen nieuwsgierig werden naar zo'n voorstel ling. Zij wilden hem zien en zij waren bereid ervoor te betalen. Zij moesten vooruit plannen om een voorstelling te kunnen zien en zij moesten van tevoren kaartjes kopen. Volgende maand deel IV. 29

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 29