A NIEU nFNoehoeTj o^t 'Z«t(GrootKe%) Lang o} NoeHoe T\oja ('Koer MEI-EILANDEN Wair Gthrotk*?* <3 Ke.i. TanimAar te kwetsbaar, dat kun je haar of hem niet aandoen. Wij moesten dat risico nemen; wij moesten alles op alles zetten om onze kinderen een betere toekomst te geven. Hier in dit prachtige land, dat nu Indonesië heet, waar het politieke klimaat niet strookte met onze principes, waar wij en later onze kinderen met hun Hollandse naam Dikmans nooit volledig geaccep teerd zouden worden, horen we niet meer thuis. Voor de hetze, de haat tegen alles wat Nederlands was, daar wilden we onze kinderen voor sparen. Wij wilden hen vrijwaren voor vernederingen en scheldpartijen. En zolang Soekarno Nieuw-Guinea nog niet in zijn bezit had, zolang de strijd nog gestreden moest worden, zolang zouden onze kinderen de dupe zijn van vechtpartijen, bedreigingen, intriges; zij zouden altijd in de verdediging moeten en ze zouden zich nooit waar kunnen maken. Door het militaire regiem had je niets te zeggen, niets te willen; elk klein vergrijp werd door militairen berecht en de straffen waren meedogenloos. In dit klimaat wilden wij onze kinderen niet verder groot brengen, daarom moesten we weg zien te komen. Tot nu toe was het Lot ons goedgezind, de kans die we nu kregen moesten we ook grijpen. Het was nü of nóóit! Zondagavond kwamen de kinderen weer thuis, zij raakten niet uitgepraat over het avontuurlijke weekend. Vooral het slapen op het strand bij een kampvuur vonden zij eindeloos. Ik heb er bij Hein op aange drongen om vlug beter te worden. Wij hadden nog maar één zaterdag om te oefenen, want zaterdag 16 december móest het gebeuren. Dat was de dag dat we onze noodsprong gingen maken. Wij hadden alles goed voorbereid en we had den het volste vertrouwen dat het niet kón mislukken. Zondag 10 december was Hein nog wat wankelig en aarzelde om mee te gaan; maar ik zei dat de zeelucht hem alleen maar goed kon doen, dus stapte hij over zijn bezwaren heen en nog een beetje bibberend stapte hij toch in de boot. Wij hadden een paar vrienden uit genodigd. We voeren naar een paar onbekende onbewoonde eilandjes. Eigenlijk waren het atols; koraal-eilanden met prachtige witte stranden en wat boompjes en struikgewas. Ze waren onbewoond omdat er geen zoet water was, maar de rust en stilte die daar heer sten, het geruis van de zee, de vrede die daarvan uitstraalde, is met geen pen te beschrijven. De zee was spiegelglad en zo helder dat je de koralen en de visjes op de bodem, met het blote oog, kon zien. Wat zou ik nu, op het ogenblik dat ik dit schrijf, even daar willen zijn, om weer die stilte en die vrede te proeven en te voelen. De week die hierop volgde was erg span nend. Ik had het druk met het uitzoeken van brieven die verscheurd moesten wor den. Er mochten volstrekt geen namen gevonden worden van vrienden of ken nissen; want ik wist dat het huis na ons vertrek binnenste buiten gekeerd zou worden en dat iedereen die ons kende of met ons te maken hadden gehad, hard handig verhoord zouden worden. Wij kon den ook niet veel kleren meenemen, voor ieder twee stel broeken en bloezen. Mijn juwelen kon ik in een band naaien, welke ik om mijn taille vast kon binden. De rest, zoals meubels, snuisterijen, schilderijen, alles waar we aan gehecht waren; cadeau's van vrienden, personeel en van kennissen moesten we achterlaten. Ook mijn mooie japonnen waar ik zo erg trots op was; mijn flesjes parfum, prulletjes en spulletjes en tasjes, ik heb er lange tijd mee in mijn handen gezeten, maar ik heb ze weer weggelegd. Verschillende gedachten woelden door me heen en tegen me zelf zei ik, dat ik geen waarde mocht hechten aan aardse dingen. Later kon ik immers weer nieuwe dingetjes kopen. Huib was op de hoogte van de geplande datum; ook Sotir hebben we het verteld. 32 En dat betekende dat het een haar had gescheeld, of wij waren verraden. Want de avond voor ons vertrek kwam de fami lie Sotir, en oom Setitit (een broer van Sotir) smeekte ons om Sotir achter te laten. Hij had namelijk vernomen dat wij weg wilden gaan. Wij schrokken ons wild! Hein heeft als Brugman moeten praten om de familie ervan te overtuigen dat er geen sprake was van 'weggaan'. Op Heins vraag waar zij die geruchten van daan hadden, bleven zij het antwoord schuldig. Na een emotionele discussie is de familie uiteindelijk weer vertrokken, maar of we wilden of niet, we hadden er wel moeite mee en Sotir moest nu ook met ons mee, anders hadden we kans dat hij ons op het laatste moment zou verraden. Na dit incident, het was intus sen al bij negenen 's avonds, vroeg Sotir doodleuk of er nog kippen geslacht moesten worden voor de foerage. Ook dat nog. Ik dacht dat hij het allang had gedaan, maar omdat het niet zo was, moest het dan maar gebeuren. Morgen zou daar geen tijd meer voor zijn. Ondanks protesten van Davy (het waren eigenlijk zijn kippen) werden er dan twee kippen met veel spektakel uit het hok gehaald en geslacht. Het was wel een rumoerige avond, eerst Sotirs familie, \$atoibt,la, kKaaioei Kotrhap arv\ Otra.ru KÏVan. dtruBosC

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 32