Tuan Mendes door Aneas Alzabidi M. MENDES DA COSTA Verhuizingen, Inkoop, Verkoop en Vendutie. 39 Meneer Mendes is dood. Meneer Mendes is dood! Tuan Ha-ha leeft niet meer. Ik zal zijn harde lachen ha-ha-ha nooit meer horen. Hij is uit elkaar gespat. Bledaarrrü Zo maar! Het was een middag zoals andere midda gen. De zon stond hoog aan de hemel. Zijn stralen staken de stad in brand en de verzengende hitte deed de lucht zinde ren. Straten vol verblindend licht. Straten zonder schaduwen. De mensen vluchtten huizen binnen en zochten koelte en slaap in hun door blinden verduisterde slaapka mers. Alleen wij kinderen, deden niet mee aan siësta. Wij zochten de rust in de bomen, tussen het dichte gebladerte. Vanuit mijn schuilplaats hoog in de mang- go-boom in de voortuin bekeek ik de wereld met half dichtgeknepen ogen om zo het schelle licht door de zweetdrup pels in de wimpers te filteren. De fijne natte kristallen deden de tuin in een fon tein van regenboogkleuren baden. Een stilte, een lome rust overal. Maar die rust werd plots verbroken door een doffe knal, een schreeuw, gevolgd door aanzwellend rumoer van opgewon den stemmen. Voor het venduhuis, een paar woningen verderop, zag ik tussen de takken door een groep mensen opeengepakt staan, wild gebarend en luid tegen elkaar pratend. Waar kwamen die opeens vandaan? Ik liet mij vanuit mijn schuilplaats zakken en rende naar het oploopje. Het vendu-gebouw was een oud Indisch herenhuis met een ruime voorgalerij en met treden over de gehele breedte van het pand. Een zestal ronde en hoge zui len droegen als een Griekse tempel het dak van de open galerij. Aan de dakrand hing een even breed uithangbord met opschrift: Mendes was de eigenaar en tegelijk de vendumeester voor openbare verkopen. Hij deed ook in verhuizingen. Hij kocht en verkocht alles, vooral meubelen. Meubelen van poesaka's bijvoorbeeld. Wonderlijke tafels en stoelen van kost baar houtsnijwerk uit Jepara met gedraai de poten van djati en ebbenhout. Geurige kisten van sandelwood voor juwelen. Ook zag je bij hem bronzen en porseleinen vazen uit China, kristallen luchters en grote spiegels. Bovenal spiegels met grote gouden lijsten en kronen. Bij de verkoop van zijn stukken leverde hij bijbehorende of verzonnen verhalen. Met moeite nam hij afscheid van zijn barangs. Althans, zo deed hij dat steeds voorkomen. Hij was voortdurend bezig, praatte aan één stuk door en zat vol met omong- kosong, waarom hij zelf het hardst moest lachen. Ha, ha, ha! Druk gesticulerend, met in zijn linkerhand de onafscheidelijke witte zakdoek om zijn bezweet rond ge zicht en zijn kaal hoofd mee te betten. Zijn korte benen hadden niet alleen moei te om zijn dikke lichaam te dragen, maar ook om zijn bewegingen bij te houden. Hij werd aangesproken met meneer of tuan Mendes, maar achter zijn rug om werd hij door iedereen tuan Ha-ha genoemd. Eerst door zijn eigen mensen, koelies die de verhuiswagens voortduw den, platte handwagens met twee grote wielen in het midden, volgestouwd met huisraad. De mensen uit de stad en de suiker- en tabakondernemingen in de omgeving kwamen graag naar de vendu ties kijken. Men deed dat om elkaar te ontmoeten, nieuwtjes uit te wisselen en barangs te kopen. Niet zo zeer omdat men ze nodig had, maar eerder om de mensen, wier huisraad werd geveild te helpen, ledereen werd wel eens overge plaatst of ging met verlof naar Holland. De meubelen werden niet meegenomen maar bij opbod verkocht aan vrienden en kennissen. En meneer Mendes kon goed veilen. Men had minder soesah bij al die verhuizingen en geld is altijd welkom, als je met verlof ging. De kijkdagen voor de vendutie lijken feestdagen, ledereen is er. Men is vrolijk en blij oude sobats terug te zien. Men bekijkt elkaar en de goederen. En meneer Mendes is overal aanwezig. Al die tijd is zijn ha-ha-ha-ha lachen te horen. Maar die bewuste middag was er geen kijkdag. Die zou er pas over enige dagen zijn. Wat moesten die doffe knal en schreeuw dan betekenen? Er was duide lijk iets gebeurd. Op dat uur lagen de koelies van tuan Ha-ha meestal languit voor hun middagrust op de koele stenen vloer tussen de meubelen die werden uitgestald op de voorgalerij. De kerrées werden neergelaten voor wat schaduw en koelte. Nu dromden dezelfde koelies en nog ander volk voor het huis. Ik probeer de mij langs de benen van de omstan ders naar voren te dringen, maar werd ruw teruggeduwd: 'Ajo jij weg, deze! Niets voor kleine kinderen hier!' Ik hoorde steeds het woord 'polisie' en de naam tuan Mendes noemen. 'Tuan Mendes soedah mampoes' (meneer Mendes is al dood). Waarom zeiden zij opeens tuan Mendes inplaats van tuan Ha-ha? Men was opgewonden en schreeuwde tegen elkaar. De politie kwam gauw en ook de ziekenwagen. Tussen de mensen door kon ik nog net een draagbaar zien met een bebloed laken over een lichaam, dat in de zieken auto werd geschoven, die weer wegreed. De agenten probeerden de mensen uit een te drijven, wat niet zo goed lukte. De omstanders waren overstuur, de koelies ontdaan omdat hun tuan Mendes mati was. Ik kon er die dag niet achterkomen wat er precies met hem aan de hand was, behalve dat hij waarschijnlijk niet meer leefde. Die avond miste ik meneer Mendes in zijn schommelstoel op de voorgalerij. De stoel waarin hij iedere avond alleen zat om zich al schommelend koelte toe te wuiven met de witte zakdoek. De kerrées waren dan opgetrokken, de voorgalerij was leeg, van zijn handel ontruimd en binnengedra gen voor de nacht. Er werd nooit licht gemaakt, ook al werd het duister. De muskieten zouden immers door het schijnsel worden aangetrokken. Toch kon je meneer Mendes duidelijk zien schommelen, alsmaar schommelen in zijn krossi-gojang. Naast het vendu huis hing de enorme lichtbak van een Chinese opticièn. Twee grote ronde cilin ders in de vorm van een uilebril, met opgeschilderde ogen die elke avond aan- en uitfloepten. Als de lichten aan waren beschenen de twee reuzenogen de don kere straat met hun gelige gloed en zag je in een flits ook meneer Mendes zitten. Nu eens in een vooroverzittende houding, dan weer achterover met de wapperende zakdoek. Aan-uit, aan-uit! Niets kon het ritme van de schommelstoel verstoren. Als een bekende voorbijganger langs liep ging hooguit de arm met de zakdoek bij wijze van groet omhoog. In de avonduren ontving tuan Mendes nooit gasten. De bamiverkoper met zijn bamboekleppers, de toekang saté met zijn schelle kreet: 'saté-saté, zijn pikolan met houtskoolcomfoor en een mand vol vleesstokjes en al die nachtelijke verko pers die langs hem liepen groetten hem beleefd: 'Tabeh tuan Mendes', diep bui-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 39