Het einde van Indië in schoolboeken Deel 1: De Nederlandse schoolboeken 11 Het geschiedenisonderwijs vormt een brug tussen het verleden en de toekomst. Het beeld dat jongeren van het verleden hebben zal van invloed zijn op hun latere leven. Na alle aandacht in de afgelopen tijd voor het einde van Nederlands-lndië en het begin van de staat Indonesië wil ik hier stil staan bij de vraag wat jongeren - zowel in Nederland als Indonesië - tegen woordig op school leren over dat verle den. Oudere Nederlanders constateren met grote ergernis dat hun kinderen en klein kinderen nauwelijks of niets hebben geleerd over de lnd(ones)ische geschie denis. Die constatering heeft er toe geleid dat de Vrije Indische Partij in 1994 op haar verlanglijstje zette 'dat tot onze vaderlandse geschiedenis ook de geschiedenis van Nederlands-lndië dient te worden gerekend en opgenomen in het Nederlandse onderwijsprogramma'. Kennelijk was het de oprichters van de VIP niet bekend dat deze wens op dat moment al in vervulling was gegaan. Kennis van het koloniale verleden In het Nederlandse voortgezet onderwijs hebben zich de laatste jaren ingrijpende veranderingen voltrokken. Tot 1993 mochten de meeste geschiedenisleraren zelf hun lesstof kiezen. De schoolboeken kenden wel een zekere traditie in stofkeu ze, maar er was geen enkele garantie dat bepaalde onderwerpen werden behan deld. Aan die situatie kwam een eind met de invoering van de Wet op de Basis vorming in 1993 en de invoering van zgn. kerndoelen: vakonderdelen waarover in elk geval les gegeven moet worden aan kinderen tussen 12 en 15 jaar in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Kerndoel 9 luidt: 'Leerlingen kunnen met voorbeelden de koloniale en post-koloni- ale verhouding tussen Nederland en Oost- en West-lndië karakteriseren, met gebruikmaking van de aspecten: kolonialisme, imperialisme en politieke onafhankelijkheid'. Sinds 1993 zijn alle Nederlandse scholie ren dus verplicht zich te verdiepen in de geschiedenis van lnd(ones)ië. Kennis van het Nederlandse koloniale verleden wordt door de overheid gerekend tot de histori sche basiskennis die relevant is voor alle Nederlanders in het heden en de toe komst. Dat grote groepen ten gevolge van de dekolonisatie van 'Oost- en West- lndië' zich in de naoorlogse jaren in Nederland hebben gevestigd heeft hier zeker mee te maken. Op dit moment zijn alle Nederlandse schoolboeken aan de richtlijnen van 1993 aangepast. Dat wil niet zeggen dat er daarvoor niets over lnd(ones)ische geschiedenis in schoolboeken stond; integendeel. Leraren waren echter niet verplicht er les over te geven. Welk beeld krijgen Nederlandse scholie ren van het lnd(ones)ische verleden door middel van schoolboeken voorgescho teld? En waarom hebben zo veel Nederlanders zo weinig geleerd over dat verleden? In dit artikel beperk ik me tot de periode 1942-1949.1) De periode 1942-1945 In het Nederlandse geschiedenisonder wijs is lange tijd weinig aandacht besteed aan het recente verleden. Tot 1960 hield de historische beschrijving in schoolboe ken meestal op bij 1945. De naoorlogse geschiedenis kwam alleen incidenteel aan bod, bijvoorbeeld als een leraar erover vertelde. Tussen 1950 en 1995 verschenen enige tientallen series geschiedenisschool boeken. Een veel gebruikte was Wereld in wording (1e editie 1954). In het hoofd stuk over het Nederlandse grondgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn de laatste twee pagina's gewijd aan 'De Oost'. Enige fragmenten daaruit: 'De Europeanen uit de geallieerde landen werden samengedreven in concentra tiekampen. Uit hun behandeling bleek de wil van de overwinnaar alle prestige van de westerlingen te vernietigen. Het onbe vredigd Indonesisch nationalisme werd door de Japanse propaganda uitgebuit voor eigen doeleinden. Leiders als Soekarno lieten zich onder de indruk van de Japanse successen hiervoor winnen, anderen als Sjahrir waren niet bereid tot enige medewerking aan de Japanse oorlogsdoeleinden. De Japanners vorm den jeugdorganisaties, waarin de door Tom van der Geugten bestaande anti-Europese sentimenten werden aangekweekt tot een felle rasse- haat. De "Groot-Aziatische welvaarts sfeer" kon in oorlogstijd intussen niets anders betekenen dan de economische uitbuiting van Indonesië en de wegvoe ring van honderdduizenden als dwang arbeiders naar de Japanse oorlogsgebie den. Toen de nederlaag duidelijk werd, bevorderden de Japanners het Indonesisch nationalisme zoveel moge lijk; het veroverde gebied mocht niet weer in handen komen van de Nederlanders. Soekarno werd door de keizer ontvangen, de onafhankelijkheid plechtig beloofd. Twee dagen na de capitulatie van Japan proclameerde Soekarno de onafhankelij ke Indonesische Republiek (17 aug. 1945). Het verlies aan mensenlevens wordt voor de Europeanen geschat op 35.000, voor de niet-Europeanen op 2.500.000. Men begroot de materiële schade op 2.250 miljoen.2) Een vrij uitgebreide tekst, zeker in verge lijking met andere schoolboeken, en bovendien opvallend evenwichtige infor matie: Soekarno naast Sjahrir, kampen voor Europeanen naast uitbuiting van de Indonesische bevolking, Europese naast niet-Europese mensenlevens. Wat ook opvalt, is de relatie die er wordt gesugge reerd tussen de belofte van de keizer en de proclamatie. Het lijkt erop alsof de gedegen kennis van de auteur voortkwam uit eigen betrokkenheid bij het onderwerp. Een ellendige tijd In de meeste andere, Nederlandse schoolboeken staat de Japanse bezetting van Indonesië nogal sober beschreven tussen de overige verwikkelingen voor, tij dens en na de Tweede Wereldoorlog. In het veel gebruikte Speurtocht door de eeuwen (1977) bijvoorbeeld lezen we: 'Tegen de wens van zijn generaals in hield Roosevelt aan dit standpunt [Duitsland eerst; TvdG] vast, ook toen de Japanners heel Achter-lndië, Malakka, de Filippijnen en Nederlands-lndië (27 febru ari 1942: slag in de Javazee) bezetten.' Bijna honderd pagina's verder heet het: 'De Indonesische kwestie. Door de capitulatie voor Japan had het Neder landse gezag alle prestige verloren.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 11