Een inleiding tot het Indonesische theater (deel IV)
O
zouden verdwijnen en al het werk, sinds
februari 1972 begonnen, zou voor niets
geweest zijn. In Den Haag waren er geen
kandidaten die als bestuurslid zitting wil
den nemen in een op te richten stichting
om het IFA te behouden. Andere
mogelijkheden om alle papieren ergens
onder te brengen waren bezwaarlijk, het
zij om juridische regels, hetzij anderszins.
Is het ook niet begrijpelijk, dat Visker zich
in zijn bange uren afvroeg wie dit werk
zou voortzetten. Misschien mag het voor
velen gekkenwerk lijken. Misschien mag
het voor velen lijken alsof de vele vrijwilli
gers in de stroom van informatie tegen de
lavastroom in zwemmen. Dat lijkt vaak
zo. Maar toch hulde, driemaal hulde voor
de initiator, die ondanks vele verdrietighe
den en teleurstellingen stug bleef door
worstelen om zijn 'kind' op te zien groeien
als nuttig lid van de informatiemaatschap-
Pij-
Toen kwam de omslag. Voor de verhui
zing naar Amersfoort hadden enkele per
sonen hun praktische ondersteuning toe
gezegd aan de heer Visker. Op 14 juni
1995 passeerde de akte tot stichting van
de Stichting Indisch Familie Archief.
Afgekort SIFA of Stichting IFA. Deze laat
ste afkorting is een eerbewijs aan de heer
Visker en een betere herkenning voor de
buitenwacht. De heer Visker wilde niet in
het nieuwe bestuur van de stichting zit
ting nemen.
Straks, op woensdag 18 oktober 1995,
zal de iniator zijn werk neerleggen. Hij zal
alleen nog het nuttige werk in Den Haag
doen. Al mogen er dan soortgelijke orga
nisaties zijn in de U.S.A. en in Australië,
het is juist dat er in het bijzonder in
Nederland een organisatie als de SIFA
zijn domicilie heeft. Tenslotte is deze
gezamenlijke geschiedenis een zaak van
Nederland en Indië geweest.
Bovendien is er een principieel verschil
tussen hetgeen de U.S.A. organisatie en
de Australische organisatie brengen. Het
IFA is het archief van de Indische en ver
indischte families en niet alleen een col
lectie namen van medespelers in de
Indisch-Nederlandse geschiedenis. Het
principiële verschil is, dat de geïnte
resseerde niet alleen namen in de IFA
verzameling vindt, maar bovendien de lij
nen van de levensgeschiedenis van de
betrokkenen.
Alle nazaten van Indische mensen
mogen de heer Visker dankbaar zijn, dat
de vooroorlogse gegevens van hun voor
ouders niet verloren zijn gegaan.
Nogmaals, dank, heel veel dank aan de
heer D.A. Visker namens de vele, vele
belanghebbenden.
Het moderne Indonesische theater:
1945-1968
Na de oorlog brak een nieuwe fase aan in
de geschiedenis van het Indonesische
theater. De eerste vijfjaar na de oorlog
waren echter weinig productief. Zowel de
kwaliteit als de kwantiteit van toneelvoor
stellingen liet te wensen over. Alleen klei
nere toneelgroepen en studiegroepen lie
ten van zich horen.
De grotere theatergezelschappen, zoals
die van Andjar Asmara en Usmar Ismail,
werden opgeheven en veel acteurs stap
ten over naar de film.
Tussen 1945 en 1950 werden slechts vier
toneelstukken geschreven. Utuy Tatang
Sontani schreef Suling (De fluit, 1946) en
Bunga Rumah Makan Eethuis Bloem,
1948). Idrus schreef Keluarga Surono
(De familie Surono, 1948) en Trisno
Sumardjo schreef Tumbang (Ondergang,
1949).
'Na de oorlog moesten wij echt na gaan
denken over serieus toneel', vertelt Baksi
Soemanto. 'Over Ibsen, over Strindberg.
Maar dit zorgde ook voor problemen,
speciaal voor studenten die toneel leer
den op de academie. Ik geloof dat vol
gens westerse begrippen klassiek theater
inhoudt, dat je stukken van Sophocles en
Shakespeare bestudeert. In het
Indonesisch heeft het woord "klassiek"
een totaal andere betekenis. De term
"klassiek drama" verwijst alleen naar het
klassieke Indonesische drama, terwijl
"modern drama" verwijst naar alles wat uit
het Westen komt. Daarom worden in
Indonesië, bij het bestuderen van het
moderne toneel, ook stukken als Oedipus
Rex ingevoegd.'
Toen de Indonesiërs westers drama
begonnen te bestuderen, moesten zij
voor de eerste keer tekst uit hun hoofd
leren, terwijl zij gewend waren te improvi
seren. De meeste Indonesische drama's
zijn namelijk geheel op improvisatie
gebaseerd. Dat is het belangrijkste ver
schil met het westerse toneel.
Bakdi Soemanto: 'Wij zijn alleen in het
verhaal, in de naakte feiten geïnteres
seerd, niet in het verband tussen die fei
ten. Het verhaal beschrijft de gebeurte
nissen, terwijl de plot het verband tussen
de gebeurtenissen uitlegt. Daarom moet
je het verhaal onderscheiden van de plot.'
Hij vervolgt: 'Omdat er geen belangrijke
Indonesische schrijvers waren, moesten
buitenlandse toneelstukken in het
Indonesisch worden vertaald. In het begin
van de jaren zestig deed president Sukar
no een dappere poging om zijn land te
bevrijden van neo-kolonialisme en
federalisme en verbood bijna alles wat uit
het Westen kwam. Vooral zijn uitspraak
dat westerse popmuziek niet meer voor
stelde dan "nyik nyak nyok", werd
bekend.'
door Ron Verburgt
Het was ook in die tijd, begin jaren zestig,
dat toneelschrijvers zich ervan bewust
werden dat zij moesten schrijven over de
problemen van hun land. Schrijvers als
Utuy Tatang Sontani, Sitor Situmorang
(1923), Iwan Simatupang (1928-1979),
Kirjomuyo (1930), Motinggo Boesje
(1937), Nasjah Djamin (1924), Muhamad
Ali (1927), Bambang Sularto, Rustandi
Kartakususma (1921) en Misbach Yusa
Biran (1933) gingen toneelstukken in het
Bahasa Indonesia schrijven, niet meer in
hun eigen taal.
Utuy Tatang Sontani is de meest produk-
tieve schrijver van de na-oorlogse gene
ratie. Volgens de criticus Piper is Sontani
een veelzijdig schrijver en omvat zijn
werk allerlei stijlen. De meeste toneel
stukken bestaan uit één bedrijf en dat is
een ongewone vorm voor modern
Indonesisch drama. Met Awal dan Mira
(Awal en Mira, 1952), een toneelstuk in
de vorm van een kort verhaal, won
Sontani de nationale literatuurprijs voor
drama in 1952.
Van de andere naoorlogse toneelschrij
vers trok alleen Sitor Situmorang de aan
dacht. Zijn drie toneelstuken werden
gepubliceerd in een bundel met de titel
Jalan Mutiara (Mutiarastraat, 1954). Het
titelstuk speelt zich af in Jakarta, het
tweede verhaal, Pulau Batu (Het eiland
Batu), aan de kusten van het Tobameer
16