O en het laatste verhaal, Pertahanan Terakhir (De laatste verdediging), in Thai land. Van de andere toneelschrijvers uit de naoorlogse groep is de historische waar de groter dan artistieke. Motinggo Boesje, Misbach Yusa Biran en Nasjah Djamin wonnen in 1958 een toneelprijs. Motinggo Boesje ging zich meer toeleggen op korte verhalen, romans en draaiboeken voor films. Misbach Yusa Biran stapte ook over naar de film en Nasjah Djamin, die zijn carrière begon als schilder, ging zich volledig richten op het schrijven van romans. Kenmerkend voor deze periode is dat de schrijvers voornamelijk taaie en moeilijk leesbare toneelstukken schrijven. De ver halen bevatten te weinig spanning en zijn daardoor minder geschikt om op te voe ren. Dit is ook een probleem waar de schrijvers van de Pujangga Baru mee kampen. Indonesische acteertechnieken In Indonesië acteert men anders dan in het Westen. Volgens Asrul Sani benadert het Indonesische publiek een tragedie ook anders dan wij. De Indonesiërs zou den onze manier van acteren niet serieus nemen en zouden zich onmiddellijk distantiëren van het verhaal. Zij zouden er zich te veel van bewust zijn dat zij alleen maar naar een toneelstuk kijken. Het hele toneelstuk zou daardoor bela chelijk worden en zijn geloofwaardigheid verliezen. Dat is één van de kernpunten van het Aziatische toneel, aldus Asrul Sani. De Indonesische acteertechniek is veel lichamelijker dan de Westerse. De acteur drukt geen innerlijk leven uit, maar slechts de tekst. Een totaal andere acteertechniek is vereist, wanneer je realistische personages moet uitbeelden. Indonesische acteurs worden hiervoor niet opgeleid. Daarom konden zij ingewik kelde karakters nauwelijks uitbeelden. Toen schrijvers als Andjar Asmara en Usmar Ismail niet langer goden maar echte mensen gingen uitbeelden, werden voor het eerst in de geschiedenis van het moderne Indonesische theater individuen herkenbaar. Geen types meer, maar echte mensen. Asrul vervolgt zijn analyse: 'Putu Wijaya's absurde toneelstuk Tai (Stront, 1983) is interessant omdat het gaat over een groep mensen die wordt bedreigd, door iets wat is gekomen om hen te vernieti gen, al hebben zij geen idee wat dat kan zijn. Het publiek had aanvankelijk moeite met de manier waarop de personages werden uitgebeeld.' Het is waar dat, sinds de opening van Taman Ismail Marzuki (TIM) in 1968, geen enkele acteur is opgevallen. TIM is erg belangrijk geweest voor de ontwikke ling van het theater, omdat de instelling geld en faciliteiten beschikbaar stelde voor de diverse theatergroepen. En toch, niet één acteur onderscheidde zich van de andere. De vorige generatie acteurs en regisseurs had de gelegenheid om in Europa te studeren. Dit was belangrijk, omdat in die tijd de meeste stukken ont leend waren aan het Europese theater. Asrul, bijvoorbeeld, studeerde twee jaar aan de Toneelschool in Amsterdam. Hij schrijft over deze tijd: 'Ik maakte deel uit van de eerste generatie die de gelegen heid kreeg om het theatervak grondig te bestuderen. Ik bedoel, wij kregen echt ervaring met het Europese theater. Wij lazen niet alleen de stukken van Shakespeare, maar wij zagen ze ook opgevoerd worden. Wij lazen niet alleen Chekhov, maar zagen ook hoe zijn wer ken gespeeld werden. Toevallig werkte de Russische regisseur Peter Sharov (1886-1969) toen in Amsterdam. Wij kre gen zelfs de kans om mee te werken aan zijn producties.' Door deze ervaringen in Nederland zou het Indonesische theater veranderen. Schrijvers als Asrul Sani hadden ervaring opgedaan in het theater zelf, terwijl de meeste andere schrijvers toneelstukken slechts uit boeken kenden. Asrul Sani was zijn carrière begonnen als schrijver, maar besefte na zijn terugkeer in Indone sië, dat zijn land een eigen toneelschool nodig had. In 1955 was het zover en werd de Akademi Teater Nasional Indonesia geo pend in Jakarta. De meerderheid van de huidige generatie acteurs en regisseurs is van deze academie afkomstig. Hier leer de men westerse theatertechnieken. In het verleden luisterde een toneelregis seur bijvoorbeeld alleen naar hoe een acteur zijn tekst zei, maar de acteur was zelf verantwoordelijk voor de mimiek. Op de academie leerde men dat de regisseur een centrale rol in de productie moest hebben. In deze tijd voerde men voornamelijk bui tenlandse toneelstukken op. Asrul Sani vervolgt: 'De Indonesische toneelstukken waren erg simpel en de personages waren eenvoudig. Indonesische acteurs deden er gewoonweg geen moeite voor om zo'n personage te begrijpen. Ze deden niets om zich dieper in een rol te verplaatsen, omdat zij meenden de personages voldoende te kennen. Een acteur moest het karakter van zijn perso nage beter begrijpen, daarom stelden wij hem allerlei vragen over zijn rol.' 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 17