door Nellie Haberland O Herfst Er was een zwerm vogels in de lucht. Helaas had ik ze alleen maar kunnen horen en niet kunnen zien. Ze waren te snel, toen ik het terras op rende waren ze al over ons huis heen weggevlogen. Te oordelen naar het krachtige geluid van hun vleugelslag en hun gesnater waren het ganzen. Het zal nu wel gauw winter worden. De dag ligt als een dunne grijze sluier op de aarde. Het is één van die stille herfstdagen, die een bereid zijn tot de dood bij zich dragen. Ik heb dan het gevoel dat ook ik bereid ben het leven ach ter me te laten en weg te gaan, net als de ganzen. Dit zich voortdurend met de dood bezighouden, is dat eigenlijk nog normaal? Is het niet iets ziekelijks? Is het verkeerd zich zo met de dood bezig te hou den? Maar aan de andere kant: de dood is zo veel langer dan het leven, waarom zou men dan aan het leven meer aandacht besteden? Het spijt me nog steeds dat ik niet bij mijn moeder was, toen ze stierf. Ze was in haar doodsnacht helemaal alleen. Maar misschien is men dan ook liever alleen, zonder nieuwsgierige pottenkijkers, zon der de om jou treurenden om je heen, die proberen je tegen te houden.. Was het niet ook zo dat jij toen het je na je opera ties zo vreselijk slecht ging, ook liever alleen was, niemand bij je verdroeg? Waarschijnlijk moet men al veel eerder afscheid nemen, zich los maken, zich van dat waar men van houdt en van diegenen die men lief heeft, vrij maken, opdat men in vrede kan sterven. In vrede met zich zelf, met zijn leven en zijn dood. Ontstaat de doodsstrijd, waar ik al zo veel over heb gelezen en waar ik bang voor ben, ontstaat die misschien doordat men niet bereid is om te sterven? Is hij daarom vaak ook zo zwaar omdat men zich aan het leven vastklampt? Is het daarom beter zich tijdig met de dood bezig te hou den, zich voor te bereiden? Sinds ik me zo intensief met de dood bezig houd, heb ik het gevoel dat ik het leven intensiever leef, alsof men de eeuwigheid eerst moet begrijpen om het nü te kunnen leven. Of is het juist anders om, verwissel ik oorzaak en gevolg. Kun je misschien alleen een glimp van de eeuwigheid opvangen wanneer je in staat bent het moment intensief te beleven? Tussen de muur van het huis en de pilaar van het terras heeft een spin zijn kunst werk gesponnen. Het beweegt zachtjes in de lichte herfstwind. Dauwdruppels hangen glinsterend en in bleke regenboogkleuren, schit terend bibberend aan de dunne zilverdraden. Om mij heen is een rijkdom aan schoonheid en kleu ren. De bomen dragen hun herfstkleuren 'hemel hoog juigend', herfstbla deren in warme nuances van geel en rood. Het vlammend rood van de azijnstruik, zo rood als de zon bij zonsopgang in de lente, het rijpe maïsgeel van de kastanjebomen, het doffe bruingeel van de eiken, het stralend oranje van de ahorn. De schoon heid van de zweefvlucht der bladeren wanneer ze langzaam draaiend neer strijken. De nog overge bleven bloemen, het bleekroze van de rozen, het diepe rood van de dahlia's... 'Jij met je geurig roosje, ik met mijn dah lia...' zongen wij vroeger twee- of driestemmig ter wijl onze moeder ons op de piano begeleidde en met haar mooie volle alt stem meezong. Zij was een mooie vrouw met een zacht en trots gezicht. Het was een lied over de stal jongen en om zijn volslanke bruid. Vol trots bezong hij zijn vrijheid, de wijdheid van zijn landschap en zijn niet als een teer roosje verwelkende bruid en verze kerde hij dat hij niet zou willen ruilen. Het cyklaam van de cinea, waarvan de naam me altijd associaties geeft met cynisch en wat me irriteert. De overdadi ge pracht van de bloemen die in hun kleuren hun laatste krachten geven. En over alles heen die doorzichtige grijze sluier met het melkachtige licht van de zon, als een liefkozing. En zojuist die ganzen die ik alleen hoorde en niet zag en die mij het ogenblik van het leven bewust deden zijn. 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 30