ten ogen in de hoek bij het geblindeerde raam? Vanzelfsprekend had zij de leiding van het groepje. Vlak voor het verlaten van het kamp ontving zij het doodsbericht van haar man, die al in maart was gestor ven in Bandoeng. Ondanks dit alles behield zij haar kalmte. In Banjoe Biroe bestuurde zij de kamer met vaste hand. Dat deed zij ook nu tijdens deze vreselij ke reis. Zij wees de zitplaatsen aan; zij vermaande de kinderen, deelde het mee gebrachte eten uit naar iedere rangorde. Soesde Nancy op de harde smalle bank? Pit legde Guus over haar knie en knikke bolde. Alhoewel de kamptijd voor de Kunemannen zonder al te veel ellende was verlopen, kwamen er toch strubbe lingen en soms wat onverkwikkelijke situ aties. Ruzies om een korstje rubberachtig kampbrood; tranen bij de verdeling van eten door vermeende voorkeur te tonen aan anderen; rivaliteit wie van de kinde ren de etenstrog mocht uitschrapen. Meestal was dat Marijcke, het gevilde konijn, of Bert-skelet. Dan protesteerde Wilma. Waarom had Hans het bord uitge- likt, bestemd voor Zusje? Soms raakte Nancy wanhopig in de knoop en zocht steun bij anderen. Pit was blij, dat zij zich kon afzonderen in de kleine apotheek, waar zij bloed prikte bij de malaria-patiën ten en die met de microscoop onder zocht. Zelfs de groentepluk gaf soelaas, ledereen koesterde zijn eigen dromen en probeerde zo snel mogelijk de kampge beurtenissen te vergeten. Want dat alles viel in het niet bij de onderhavige situatie. Hoe meer de trein Soerabaja naderde, hoe meer de hoop op vrede en veiligheid en vrijheid zoetjes aan vervloog. Wat was er gebeurd in Soerabaja? Het kamp had radioberichten ontvangen, maar de geruchten waren verwarrend, onbetrouw baar en vaag. Bij aankomst zouden zij de ware situatie leren kennen. Wat stond hen te wachten? Onmerkbaar vergleed de maandagnacht in de dinsdagochtend. Door de reten van de geblindeerde ramen sijpelde het licht door. De kinderen ontwaakten, Ma Kuneman deelde de laatste restjes van het meegebrachte eten uit. Door de reten turend herkende Nancy Grisee. Weldra zouden zij eindelijk hun bestemming bereiken. Voordat zij aankwamen in Soerabaja, bij Pasar Toeri, hoorden zij in de verte schieten. De vrouwen en kinde ren arriveerden om een uur of elf. Met een scheurend gepiep stond de trein eindelijk stil onder de overkapping. Nieuwsgierig dromden de vrouwen voor de uitgang. Op het station stond een team van het Rode Kruis onder leiding van de Zwitserse consul ir. Keller, die hen opwachtte. Ook een stel doktoren stond erbij. 'Niet provoceren!' riepen zij, zodra de vrouwen in verwarring de wagens uit stapten. 'Liggen op de grond!' klonk het bevel. Prompt werden deze orders om direkt op de grond te gaan liggen, uitge voerd. Nancy, staande op het balkon van de trein zag dit alles gebeuren en sleurde Marijcke en Gees weer naar binnen. En nu werd de vrouwen verteld, dat er een complete oorlog in de stad woedde. De Javananen zaten in de bomen en scho ten op de Japanners. Ook die klommen in de bomen, die rond het plein van Pasar Toeri stonden. In plaats dat de vrouwen en kinderen van de firma Ender en Haug koffie kregen aangeboden en thee kon den drinken, zoals beloofd, werden zij getracteerd op kogels in plaats van ver snaperingen! De dag voordat de Kunemans aankwa men, werd het derde treintransport uit Midden-Java verwacht met ex-geïnter neerde Nederlanders, hoofdzakelijk vrou wen en kinderen. Prompt na aankomst werden alle voertuigen van de RAPWI en het Rode Kruis in beslag genomen. Dit alles vernamen de vrouwen. Op het station verschenen luguber uit ziende Javanen met lange, ongekamde haren, vies en smerig in rafelige jasjes, die uniformen moesten verbeelden. De bende droeg hamers en aangescherpte stokken en allerlei voorwerpen waarmee zij konden steken of slaan: arets, mes sen. De peloppors haalden nu de Japanners van de wagons af, terwijl de vrouwen voorover op de vuile grond lagen. Het werd bloedheet in de ochtend. Kogels regenden ratelend op de gegolfde ijzeren overkapping van het station. 'Djangan koeatir, djangan koeatir...' (wees niet bang) riepen de extremisten. De Japanners werden ingerekend en naar de Boeboetan gevangenis gebracht. Daarna gingen de peloppors zelf op de wagons staan. Sommigen hadden van goeniezakken een soort van tjawat (biki ni) aan, anderen droegen in deze bloed- hitte gas-maskers op hun bruine gezich ten en zagen eruit als monsters in een nachtmerrie. Anderen droegen lompen. Allen hadden wapens bij zich van welke aard dan ook. De kinderen begrepen er niets van. Wat gebeurt er mama? Stil maar, straks komt het goed. De vrouwen moesten wachten op transportauto's. Intussen werd het later en later. Van dat wittebrood kwam niets terecht. Er werd gesoebat en gesmeekt tegen die slampampers, die eruitzagen als kètjoes (rovers) en ram- pokkers, om water. Alsjeblieft water want iedereen was uitgedroogd. Huilende kin deren, angstige vrouwen. Pit kreeg het op haar zenuwen, die zich ontlaadde in een huilbui. Van ellende viel zij even later flauw. In de bloedhete trein zakte zij in elkaar. De haastig te hulp geschoten arts vond het nodig haar direkt weg te bren gen. Door een ziekenauto werd Pit afge voerd, naar, wat later bleek het Rode- Kruis-punt op Toendjoengan. Wat duurde dat wachten lang. De zon brandde op het ijzeren dak van het sta tion. Pas tegen een uur of drie arriveer den eindelijk de vrachtauto's. Op de vrachtauto's stonden alweer extremisten, bewapend met pieken en spiesen. Met hun schamele bezittingen werden de vrouwen erop geladen en ondergebracht in wijken in de stad. Smerige straten, onverzorgde huizen - wat zag Soerabaja er uit na vier jaar verwaarlozing! De groep van de Kunemans reed langs het Rode-Kruis en haalde gelukkig Pit op, die was bijgekomen en gelaafd met kof fie. In het schemerdonker kwam de groep terecht in de buurt van Goebeng, in de Baleanstraat. Aan het einde van de straat stond een gaarkeuken, waar vandaan geuren opstegen. Pit, voorin de vracht auto gezeten en nota bene ondersteund door een paar van die extremisten, mocht het eerst uitstappen. Intussen had Nancy zich over haar zoons ontfermd. Pit her kende direkt de straat, want zij had voor de oorlog juist om de hoek gewoond in de Soembawastraat. In die huizen op Goebeng woonden nog Japanners. Ook in het voor de Kunemannen aangewezen huis woonde nog een Japanner, die doodgemoedereerd bij een lampje zat te lezen, alsof er geen oorlog woedde in de stad! Jansen, de Marineman, bleef bij Nancy en Pits groep en deelde de vrou wen in. Onmiddellijk werden de Japan ners ingerekend door de extremisten van de vrachtauto. In de gauwigheid overhan digde die nog een lijst van attributen, die in het huis aanwezig waren. Met de hele inboedel intact hadden deze huizen aan Europeanen toebehoord. De vrouwen mochten er direkt gebruik van maken. Er stonden bedden met klamboes in - wat een opluchting - met lakens en slopen en goelings, kussens. In de keuken vonden zij eetgerei, kookpannen, glazen, kopjes, servies. Wat een weelde. Het eerste wat Gonnie deed, was een pan pakken en naar de gaarkeuken lopen om soep op te halen. Ma Kuneman regel de nu weer alles, deelde de kamers in. En waarachtig, diezelfde avond kregen zij nog de koffers terug, onvoorstelbaar na al die ellende! Een ding ging mis: de Kunemans reisden niet door naar Malang. Toch achteraf gezien een geluk, want de vrouwen en kinderen die de vori ge dag wel Malang bereikten, zouden nog maanden lang in vreselijke extremis tenkampen moeten doorbrengen voordat zij werkelijk bevrijd werden. Eindelijk na de zware treinreis en de geëmotioneerde aankomst konden zij zich uitstrekken in de weelderige bedden. Geniet ervan - wie weet hoe lang die weelde nog duurt? 36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 36