PLANTEN UIT DE TROPEN Lantana Camara DOOR NETTY SELDER Tembelekan Tahiayam en Centé Manis Wisselbloem Familie: Verbenaceae IJzerhardfamilie De Lantana is een sterk ruikende kruidige sierplant die oorspronkelijk uit tropisch Amerika afkomstig is. Ze groeit in alle tro pische- en subtropische gebieden, gecul tiveerd en verwilderd. Verwilderd kan ze een ondoordringbaar struikgewas vormen door de vele doorns. Op Java is ze overal te vinden, vaak als paggar (haag). De Lantana Camara Lantana kan goed gesnoeid worden en draagt het hele jaar bloemen. Uit mijn Indische jeugd herinner ik de lange hoge haag met rose bloemen in de voortuin die de tuin van de weg scheidde. De buren hadden een oranjekleurige Lantanahaag. Vaak rijgden wij als kind de vlug afgevallen bloemen aan een dunne lidi (nerf van een palmblad). De lidi trok ken wij uit de sapu lidi (bezem) gemaakt van de nerven van de palmbladeren. De Lantana kan vijf meter hoog worden. Er zijn gedoomde en ongedoornde soor ten. De doornen zijn verharde vervormde haren. De behaarde vierkante stengels zijn groen en bezet met kleine kliertjes. Na enkele weken verhouten de stengels. Er zijn veel variëteiten. Zo heeft de Lantana Camara opgaande stengels, terwijl de Lantana Montevidensis uit Uruguay lig gende stengels heeft, dus horizontaal groeit. Men kan deze Lantana als leiplant laten groeien. Het is in Nederland een plant voor de kas, ze heeft nl. veel warm te nodig. De Latana Montevidensis draagt geel tot lila bloemen en heeft ronde schutblaadjes. De donkergroene bladeren staan kruisge wijs tegenover elkaar. De bladvorm is ei- tot hartvormig en eindigt puntig. De blad rand is gezaagd, de bovenkant van het blad is wat rimpelig en voelt aan als fijn schuurpapier. Bladeren zijn vijf tot zeven centimeter lang en vier centimeter breed. Omdat de bladeren vaak eenzijdig belicht worden wringen en buigen de bladstelen zich zodanig dat de hele bovenkant van het blad blootgesteld kan worden aan de zon. Om elkaar zo weinig mogelijk te bedekken zijn bladstengels en de blade ren niet even lang. Het is daarom moeilijk om te zien hoe de oorspronkelijke blad stand is. De kelkbloempjes staan in platte trossen en op plusminus vijf centimeter lange steeltjes en komen uit de oksels van de bladeren tevoorschijn. De buitenste bloemknopjes gaan eerst open en ver kleuren vaak, bijvoorbeeld eerst zwavel geel, dan oranje en tenslotte dieprood, of eerst zachtgeel en dan rose, daarna licht paars. Er zijn ook witte variëteiten. Hoe meer zon hoe dieper de kleur. De kelk bloempjes zijn vijftallig en hebben in het midden van de kroonbuis vier aange hechte meeldraden. De vruchtjes staan dicht opeengedrongen in trosjes en zijn kogelrond. De onrijpe groene vruchtjes zijn giftig en bevatten het giftige lantine A en B. Het is een stof die onder invloed van zonlicht bij mens en dier huidaandoe ningen kan veroorzaken en schade aan de lever. De rijpe glimmende inktzwarte vruchtjes zijn onschadelijk. Vogels en andere dieren eten de zoete vruchtjes en zorgen zo voor de verspreiding. De zaden komen onverteerd met de ontlas ting naar buiten, leder vruchtje heeft één zaadje. Het zaadje is driewandig, het middelste vakje is verhard en vormt de steenkern, de twee buitenste bezitten een zaadkern. In de schors, stengel en wortels vindt men o.a. een alkaloide. In de parfumin dustrie worden extracten uit de plant gebruikt. De bladeren zijn rijk aan etheri sche oliën en worden gebruikt in kruiden- baden, o.a. tegen reumathiek. Op pijnlijke plekken werkt bladmoes met kapoersirih (kalk wat gebruikt wordt bij het siri prui men) verlichtend. Tinctuur van de schors werkt versterkend. De stof lantine uit de bladeren schijnt te werken als kinine (een middel tegen malaria). Van de bloemen kan een kinder-hoest- siroop gemaakt worden. Bij asthma hel pen de geur van halfdroge bladeren om de ademhaling te verruimen. Een aftrek sel van de bladeren wordt gebruikt tegen koorts en keelpijn. Om het opzwellen van bijvoorbeeld gebroken ledematen tegen te gaan gebruikt men het bladmoes van de geste- kelde Lantana. Dit bladmoes wordt op de zieke plek gesmeerd. Aftreksel van de 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 37