INDISCHE JAREN
door F. W. Kapt ij n
9
BANDOENG, OKTOBER 1945 (DEEL 9)
Janus kwam uit Bandoeng aan het stuur
van een grote vrachtwagen en vertelde
hoe prettig het daar op de Jaarbeurs was.
Ze hadden daar ook nog wel mensen
nodig. Ook hulpkrachten bij de benzine
pompen en in de werkplaatsen. Wilde
Fred er ook niet heen? Ja, hij wilde er
zeker wel heen. Eindelijk weg uit Tjimahi.
Zo kwam Fred als aspirant-hulpmonteur
te werken bij de Motor Transport Dienst
(MTD) in Bandoeng. Op een zware leger
truck werd hij samen met nog een stel
jonge mannen naar het Jaarbeursgebouw
gereden waar de dienst was onderge
bracht.
Onderweg waren ze nabij Andir nog lastig
gevallen door jonge Indonesiërs, z.g.
pemuda's die de auto wilden laten stop
pen bij een versperring die ze daar had
den opgeworpen. Gelukkig zaten er een
paar KNIL-militairen op de wagen die hun
karabijn dreigend ophieven. De pemuda's
waren slechts met bamboesperen bewa
pend en trokken zich terug.
'Straks maar even een patrouille op af
sturen', zei één van de KNIL-mensen. Op
het Jaarbeursterrein werd Fred onderge
bracht in een barak met twintig man. De
behuizing was niet veel beter dan in
Tjimahi, maar hij kreeg een matras en
een nieuwe deken, werkkleding uit het
Japanse magazijn en eetgerei. Zijn werk
bestond in het begin uit het aanrollen van
vaten met benzine die in een hoek van
het terrein stonden opgeslagen. Zo'n vat
duwde hij dan op een tafel van zware bal
ken, sponning boven, kromme pijp erin,
even aanzuigen en vlug de benzine over
hevelen in een twintigliter-blik. Hij haalde
vier tot vijf van die blikken uit een vat,
afhankelijk van de hoeveelheid water die
er ook in zat. Het was weer zwaar werk
en vooral smerig.
Zijn broek en schoenen zaten weldra
onder de benzine en smerig roestwater,
de rommel brandde ook nog eens op zijn
huid! Het meest ergerde het hem dat z'n
vrienden die wel konden rijden, met hun
trucks voor de rijen met benzine-blikken
stopten en achteloos 'veertig liter' bestel
den waarop hij nog zo gek was om die in
de tank te gieten, bonnetje uit te schrijven
en ze verlangend na te wuiven. Na een
paar dagen schreef hij nog wel het bon
netje uit maar liet ze zelf de blikken grij
pen. Ze mopperden dat ze haast hadden,
ze moesten meteen weer weg om goede
ren te halen of te brengen.
Er was nog een groot tekort aan voertui
gen. Een enkele keer maakte Fred een rit
mee. Naar het vrouwenkamp, of het voor
malig vrouwenkamp want nu woonde
daar alles door elkaar.
Ze zagen onderweg wel veel auto's met
een rood-witte vlag erop, daar kon de
RAPWI geen gebruik van maken.
Inmiddels waren er Britse troepen geland
die de kampen van de Japanners hadden
overgenomen. In het enige krijgsgevan
genenkamp in Bandoeng had het KNIL
zich ook zo goed en zo kwaad als het
ging weer enigszins bewapend en
bewaakte ziekenhuizen en bezette hun
eigen Departement van Oorlog. Elke keer
als Fred buiten het Jaarbeursterrein
kwam zag hij wel één of ander opstootje.
De rellen gingen altijd tussen de
Indonesiërs en de pas bevrijde
Nederlanders, meest jonge heethoofden
van beide kanten.
Het gebrek aan auto's werd nijpend, von
den de mannen van de MTD. Wat deden
al die inlanders in auto's. Voor de oorlog
hadden ze nooit een auto bezeten, dus
dit waren allemaal gegapte wagens van
Nederlanders. Ze besloten er wat aan te
doen. Een z.g. republikeinse auto werd
aangehouden. Wanneer die stopte wer
den de inzittenden bedreigd dat ze in
elkaar geslagen zouden worden, als ze
niet als de donder uit de auto kwamen en
de sleutel overhandigden. Het waren
meestal net aangeklede heren die haas
tig dit bevel opvolgden. Tot wel acht of
tien jongelui kropen daarna in de auto,
hingen ernaast, stonden op de treeplank
en gingen op zoek naar een volgende
auto. Soms verliep alles niet zo gladjes,
dan werd er geramd of met grote stenen
gedreigd en zelfs met messen en stokken
gezwaaid. Die eerste dag was de oogst
eenentwintig goede auto's. De volgende
dag kregen ze nog een paar bruikbare
vrachtwagens op dezelfde wijze in bezit.
De Britse commandant maakte er een
Het gebouw van Verkeer en Waterstaat (Rumah Satéte Bandoeng, 1924