Bij sommige boeken kunnen docenten
gebruik maken van nogal suggestieve
opdrachten, bijvoorbeeld:
'De komst van de geallieerden in
Indonesië bracht terreur en agressie ten
opzichte van het Indonesische volk, dat
pas enkele dagen daarvoor de onafhan
kelijkheid had geproclameerd. Leg uit hoe
het volk de agressie van de vijand tege
moet trad. Geef met rode arcering op de
kaart aan waar de gevechten van het volk
tegen de agressor plaatsvonden.'
Het voortbestaan van
de Indonesische staat
In het leerplan, zowel als in alle school
boeken, wordt voortdurend het bestaan
van de staat Indonesië in de periode
1945-1949 benadrukt. Het voortbestaan
van de staat vanaf de tweede Neder
landse militaire actie en de rol van het
Indonesische leger als redder van het
vaderland behandelt Fadlullah bijvoor
beeld als volgt:
'Op 19 december 1948 voerde Nederland
de tweede militaire agressie uit. De
hoofdstad van de Rl, Yogyakarta, werd
ingenomen. De president, vice-president
en andere belangrijke personen werden
gevangen gehouden in Prapat en vervol
gens verbannen naar Bangka. In deze
kritieke situatie kreeg Syafrudin
Prawiranegara opdracht de noodregering
te leiden in West-Sumatra. Bovendien
bouwde opperbevelhebber Sudirman ver
sterkingen in de bergen en voerde een
guerrilla-oorlog. De reden van Nederland
voor deze tweede militaire agressie was
het uitroeien van opstandelingen en radi
calen binnen de regering van de Rl.
Om de Republiek in stand te houden pas
ten onze soldaten de taktiek van ver
schroeide aarde toe. Zij vielen aan zon
der op tijd en plaats te letten, trokken zich
dan terug en verdwenen uit het gezicht.
Generaal Sudirman hield de tegenstand
in de bergen vol en was ook de leider ter
wijl hij bovendien de guerrilla-oorlog voer
de ofschoon hij ziek was. De Ronde
Tafel Conferentie vond plaats van 23
augustus t/m 2 september 1949. Op
12 november werd de overeenkomst van
de RTC ondertekend. Het voornaamste
resultaat was de erkenning van de RIS
door Nederland. Op 27 december 1949
werd een ceremonie gehouden van de
soevereiniteitsoverdracht. De
Nederlandse vlag boven het Merdeka-
paleis werd gestreken en de tweekleur
werd gehesen. Vanaf 28 december 1949
zetelde de centrale regering niet meer in
Yogyakarta, maar in Jakarta. Intussen
bezweek generaal Sudirman op 29 janu
ari 1950 aan een ziekte.'12)
Ongenuanceerd
Waar het gaat om de periode 1945-1949,
zo hebben we gezien, worden in
Indonesische schoolboeken de
Indonesiërs geprezen en de
Nederlanders verfoeid. Vanuit het
Indonesische standpunt lijkt het, achteraf
bezien, alsof het verloop van de histori
sche ontwikkelingen Indonesië volledig in
het gelijk heeft gesteld. In geen enkel
boek wordt dit standpunt enigszins genu
anceerd. Er is ook geen enkele auteur die
bijvoorbeeld de terreur van de pemuda's
tegen Nederlanders én Indonesiërs in het
machtsvacuüm tijdens de bersiapperiode
vermeldt. Opvallend is ook het onge
noemd laten van de aanwezigheid van
ruim 300.000 Europese bewoners van
Indonesië in die jaren. Blijkbaar passen
zulke nuances niet in het beeld van
Nederland als buitenlandse agressor.
Omgaan met beelden van het verleden
In dit artikel heb ik aan de hand van
enkele voorbeelden duidelijk willen
maken op welke wijze in Nederlandse en
Indonesische schoolboeken een verschil
lend beeld wordt gegeven van een be
langrijke periode uit het gemeenschappe
lijke verleden van beide landen. Daarbij
heb ik niet veel meer gedaan dan nagaan
welke feiten wel en niet worden
genoemd, een selectie die cruciaal is in
de historische beeldvorming. Een acht
tienjarige scholiere uit Oost-Java schreef
me onlangs: 'De Indonesische jeugd ge
looft dat wat is geschreven in onze natio
nale geschiedenis geheel juist is.' Maar
wat is juist? Een Indonesisch antwoord
op die vraag valt te lezen in het laatste
deel van de Nationale Indonesische
Geschiedenis:
'Elke geschiedschrijving bestaat uit twee
componenten: feiten en interpretatie. Om
de feiten uit het recente verleden vast te
kunnen stellen moet men accuraat en
nauwkeurig tot in het kleinste detail te
werk gaan, juist omdat zoveel mensen uit
die periode nog in leven zijn. De selectie
van deze feiten - die allemaal zijn onder
zocht overeenkomstig de voorwaarden
die gelden bij de methodiek van
geschiedschrijving - is ook een kwestie
die een subjectieve houding van de
geschiedschrijvers vraagt. We kunnen
altijd twisten over feiten die belangrijk
genoeg zijn om opgenomen te worden en
feiten die men noodgedwongen terzijde
moet leggen wegens de beperkte ruimte
die beschikbaar is, omdat het naar onze
mening duidelijk moet zijn dat het nu een
maal niet mogelijk is alle feiten op te
nemen in een geschiedenisboek wegens
ruimtegebrek. Duidelijk is inmiddels
dat de interpretatie van de geschiedenis
subjectief is. Elke persoon afzonderlijk zal
iedere gebeurtenis op subjectieve wijze
ervaren, dus ook diegenen die de ge
schiedenis moeten opschrijven. En die
subjectiviteit is niet altijd opzettelijk, maar
wordt veroorzaakt door uiteenlopende
perspectieven.'
De toenemende gedetailleerdheid van de
Indonesische leerplannen duidt erop, dat
de overheid het onderwijs stevig in haar
greep wil houden, zeker nu de leerplicht
in 1994 is verlengd. Gezien alle poten
tieel ontbindende krachten in dat grote
land, is het verstandig en begrijpelijk dat
het onderwijs wordt ingezet bij het ver
sterken van nationale gevoelens en
vaderlandsliefde. Dat het geschiedenis
onderwijs zich daarbij bedient van een
ongenuanceerd beeld van de ontstaans
geschiedenis van de eigen staat is onver
mijdelijk. Dat gebeurt in alle landen, ook
in Nederland. Bij veel Indonesiërs bestaat
op dit moment ongetwijfeld een vrij nega
tief beeld over Nederlanders in het verle
den. Dat heeft echter niet tot gevolg dat
Nederlanders daar nog op worden aan
gekeken. De meestal zeer vriendelijke en
hartelijke houding van Indonesiërs jegens
Nederlandse bezoekers lijkt erop te dui
den dat zij een goede manier hebben
gevonden om met hun beeld van het ver
leden om te gaan.
Noten:
1Kurikulum sekolah menengah umum
tingkat pertama. Garis-garis besar
program pengajaran, Jakarta 1986.
2. Bidang studi IPS mata pelarajan:
sejarah, Jakarta 1975.
3Kurikulum pendidikan dasar SL TP,
Jakarta 1993.
4. Dit artikel is ten dele gebaseerd op
door mij in Indonesië verzameld ma
teriaal (januari 1995). Omdat Indone
sische schoolboeken allemaal Seja
rah (Geschiedenis) heten worden ze
in dit artikel met de naam van de
schrijver aangeduid. Alle Indonesische
teksten zijn vertaald door Inge Dümpel.
5. S. Adisusilo e.a., Sejarah 3 SMP,
Grasindo, Jakarta 1993.
6. Idem, 26-37. Formulering en numme
ring zijn voor de duidelijkheid enigs
zins aangepast.
7. M D. Poesponegoro en N. Notosu-
santo, Sejarah Nasional Indonesia,
zes delen, Jakarta 1992 (eerste editie
1975), deel IV, 4, 5, 7, 16, 37, 38 en
43.
8. Kurikulum pendidikan dasar SLTP,
Jakarta 1993.
9. Zie noot 7, 171-172.
10. B. Budiarti e.a., Sejarah 3 SMP, Aries
Lima, Jakarta 1993, 41-47.
11K. Tugiyono e.a., Lembar kerja siswa
werkboek 3A SMP, Baru, Jakarta
1990, 18-23.
12. D. Fadlullah e.a., Penuan belajar IPS
- Sejarah 3 SLTP, Galaxy Puspa
Mega, Jakarta 1993, 35-36.
13. Zie noot 7, deel VI, XIX.
17