Oom Dick op een jachtfoto Te koop gevraagd O Tel. 0182-393 492 door J. Schlechter Ik herlas oude Moessons en kwam de 'jachtfoto' weer tegen Moesson januari 1995, pagina 17) en nu weet ik zeker, dat ik op de foto een oom van mij herken. Ik moet me sterk vergissen als de man, staande met bril, niet mijn oom Dick is. Als jongen haalde hij erg lage cijfers op school, deed veel aan katapult- en wind- buksschieten, kortom hij deugde nergens voor, misschien nog voor toekang sodok tram, maar in Bogor isterniet tram... Zijn oudere broer haalde zijn geld van de bank en kocht voor oom Dick een ticket voor de boot enkele reis Holland. 'Ik zal zorgen dat ze van jou een goede onder wijzer maken! In Negri Koud zullen ze dat wel voor elkaar krijgen!' Zonder een woord van protest ging Dick aan boord. Vier jaar later kwam hij mèt diploma op zak, plus een meisje (dochter van een resident), weer terug bij Oma. Trotse kerel die oom Dick, zijn diploma was oké, maar van het meisje, een blonde totok, moest oma niet veel hebben. Zij had er haar redenen voor, maar dat is een ander verhaal voor een volgende keer. Oom Dick werd aangesteld ergens in Indië, trouwde voor de wet met zijn meis je en was blij en gelukkig... tot de Jappen kwamen. In Singapore Changikamp leerde ik oom Dick voor het eerst kennen. We leden daar honger en oom Dick wist er wel raad op. Zijn Chinese bloed (oma was een Chinese - op de foto zijn de Chinese trekken van oom Dick duidelijk te herken nen) werkte hevig! Hij verkocht lekkere petjel aan hongerige kampgenoten en deed daarmee goede zaken. Ik had mijn avondeten achter de kiezen in mijn nog steeds hongerige maag; een blikje rijst en wat zoutwatersoep met wat groene blaadjes, dat was het standaardmenu in Changi! Ik zag een groepje POW-ers bij elkaar op de hurken zitten met oom Dick in hun midden, petjel verkopend. 'Wie is die vent', vroeg ik, 'en wat verkoopt hij eigen lijk?' 'Dat is Dick de Jood', zeiden ze. Ik ging wat dichterbij hem staan en zei schuchter: 'Hallo oom Dick, heb je nog wat petjel voor me?' 'Heb je geld?', vroeg hij. Geld had ik niet. Ik was pas aangeko men, helemaal van Soerabaja en had nog geen corvee gedaan. 'Zo, jij bent dus de zoon van Hermien, gezellig kennis te maken! Geen geld, geen petjel.' Wat een oom! Ik maakte aanstalten om op te stappen met mijn knorrende maag. 'Hé', schreeuwde hij mij toe, 'morgen krijg je petjel! Maar dan moet je eerst oebibladeren stelen van de Jap. Als het straks donker wordt ga je voorbij de Engelse kampwacht, daar zijn tuinen met oebiplanten. Daar! (en hij wees in een bepaalde richting), kruip je stilletjes naar het veld en stop je je broekzakken vol Oom Dick met oebibladeren, dan krijg je morgen een lekkere portie petjel.' Zo gezegd, zo gedaan. Ik was mijn twee de zak met de bladeren aan het vullen, toen ik stemmen in het Engels hoorde donderen: 'Who the hell is that. Who the hell is that'. Ik werd van twee kanten besprongen door een paar stevige MP- ers en zonder vorm van proces naar de jail gebracht. Om het verhaal kort te hou den, ik kreeg drie stokslagen en moest voor de nacht de cel in die al vol zat met 'kampboeven'. Oom Dick die het hele verhaal had gehoord kwam mij, met mijn zere billen, de volgende dag opzoeken. 'Wat een stommeling! Enfin, hier is toch maar een portie petjel voor je!' Twee jaar later zag ik oom Dick terug. Zijn kampleven had hij net als ik over leefd. Zijn vrouw en drie kinderen waren uit Indië overgekomen, grote vreugde in het Julianakamp. Hij mocht met zijn gezin naar Nederland. 'Maak je maar klaar', zei de kampcommandant, 'jullie gaan over drie weken'. Zijn Chinese bloed begon weer te krui pen en door de aderen te stromen! Nu zocht hij mij op! 'Ik heb je nodig John. Geef me advies! Wil je met me mee gaan naar de pasar om spullen in te slaan. Holland is broodarm, er is overal gebrek aan. Ze kunnen dus van alles gebruiken. Geef me een deel van je soldij, ik betaal je wel terug, komt goed!' Hij kocht wat hij zag: gula djawa a la Thailand, doosjes peper en lombok, gedroogde vis, een halve kist vol en dat stonk verschrikkelijk, doch hij stoorde zich niet daaraan. 'O ja', zei hij opgewekt, 'fietsbanden, die zal ik daar voor een goede prijs kunnen verkopen' en zo ging hij maar door met inslaan. Blikken ketjap, blikken roomboter, sloffen, schoenen, strijkijzers, alles wat hij verkoopbaar achtte, kocht hij in. Een jaar later kwam ik ook in Holland en woonde schuin tegenover oom Dick in Haarlem. Wat hebben we gelachen toen we elkaar voor het laatst zagen. Hij ging weer terug naar Indië vanwege zijn pen sioenopbouw en tenslotte hoorde ik dat oom Dick weer was teruggekeerd in Holland en na een kort ziekbed is overle den. Dat was oom Dick, de jager! door verzamelaar schilderijen uit Ned.-Indië van o.a. G.P. Adolfs, Frits Ohl, P.A.J. Moojen, W. v.d. Does, Jan Frank, H. van Velthuysen, A. Breetvelt en anderen. 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 11