De tijger sprong door het kapotte atap-dak naar binnen.Illustratie: F. van Gading nen, bantèngs (wilde runderen) en huive ringwekkend vaak over het posteren voor de tijger die uit trustatie mensen lastig viel of zelfs 'mensen-eter' geworden was. Het volgende fictieve verhaal gaat over zo'n tijger. Het speelt zich af op Java tijdens de Japanse bezetting, als een jonge totok vrouw na enige omzwervingen en drama tische belevenissen een schuiladres heeft gevonden bij de Indo-Europese familie Albers (Pa, Ma, dochter Trees, zoon Eric en schoondochter Saïmah), die in het bergland de onderneming 'Goenoeng Sapi' beheert... Vóór het uitbreken van de oorlog, kon de familie nog over jachtgeweren beschik ken en kwam het wel eens voor dat Pa en Eric meer dan zes zwijnen op één nacht neerlegden! Het vlees werd dan tot dèndèng (gedroogd, gepekeld vlees) in de zon in repen te drogen gelegd. Aldus bewerkt kon het vlees ook op de markt verkocht worden. Het kwam echter zel den meer voor, dat er tijgers of panters op de kebon (tuin, plantage) gesigna leerd werden. Maar kort geleden had een koelie verteld ergens de resten van een hert aangetroffen te hebben, duidelijk droeg het de vraatsporen van een grote kat. Pa en Eric waren direct gaan kijken, maar door een slagregen waren er geen duidelijke voetsporen meer zichtbaar. Ze hadden zo graag willen zien of het hier om een matjan (tijger) dan wel een mat- jan-toetoel (panter) ging. Maar hun nieuwsgierigheid zou toch al gauw bevre digd worden. Het regende die nacht gestadig en de totok-vrouw moest net ingeslapen zijn. Het geroffel van de regendruppels op de dakpannen had haar altijd zo'n knus en huiselijk gevoel gegeven. Ze schrok wak ker door een luide bons tegen haar deur en toen ze de ogen opende, hoorde ze een angstig gekakel dat vanuit de kippenren achter het huis afkomstig moest zijn. Toen ze even later de gang inliep, zag ze tot haar verbazing de hele familie bij het licht van een in de haast aangestoken olielampje in de keuken staan. 'Sssst...', maande Trees haar tot stilte aan, 'we denken dat er een tijger of panter in de buurt van de kippenren is.' Pa Albers verliet de keuken en kwam even later met een gölök (kapmes) en een lange ijzeren pijp terug. De pijp had eertijds als palang pintoe (lange deur grendel) dienst gedaan. 'Ik heb niks anders...' fluisterde hij geagiteerd. Het gekakel bleef aanhouden totdat het uit eindelijk een crescendo werd van allerlei geluiden, het gekraak van hout, versplin teren van bamboe en gekakel en geflad der van kippen. 'Vlug, een petromax aansteken', hijgde Pa nu gejaagd, terwijl hij de daad bij het woord voegde. Wellicht hoopte hij met het schellere licht van de petromax-lamp het roofdier aan het schrikken te maken, zodat het op de vlucht zou slaan. Toen het lawaai evenwel aanhield, besloot hij naar buiten te gaan. 'Adoeh... doe toch niet!' protesteerde Ma hevig geschrok ken, hem aan z'n arm vastgrijpend. 'Ga dan op een paar zinken emmers slaan', beval hij de vrouwen. 'We moeten het dier verjagen!' Ze sloegen even later op alles wat maar lawaai wilde maken en Pa Albers verdween alsnog behoedzaam door de keukendeur naar buiten. 'Allah... ampoen', begon Ma zachtjes te jamme ren, met duidelijk iets van paniek in haar stem. Maar inderdaad bleek de combinatie van het lawaai en Pa met de zwaaiende petromax-lamp in zijn ene en de ijzeren pijp in de andere hand, resultaten af te werpen. Ze hoorden nu plotseling een luid angstaanjagend gegrom en wederom het versplinteren van bamboe en hout werk. 'Ik denk dat hij er vandoor is', merkte Trees nog steeds fluisterend op. Pa constateerde dit even later ook, maar constateerde eveneens dat het roofdier een ware slachting in de ren had aange richt! Bloed, veren, uiteengerukte kippen was wat hij binnen in de ren aantrof. De zijwand was met gaas en al volledig ver nield. Pa was van mening, gezien de grootte van de zichtbare voetafdrukken dat het om een matjan-toetoel ging en beslist geen tijger. Een tijger had zich waarschijnlijk ook niet zo gemakkelijk laten verdrijven. Natuurlijk kwam er van slapen die nacht niet veel meer. Ook de vrouwen hadden het tenslotte aangedurfd een kijkje in de ren te nemen, er was geen levende kip meer te bekennen. De kippen die de slachting overleefd hadden, tijdens de aanval of erna, waren door de vernielde zijwand heen wijselijk verdwenen. Alleen één, een dikke witte leghorn, de lieve lingskip en het troeteldier van Trees zat nog verbouwereerd in het schelle licht van de petromax te staren. Trees pakte het makke dier op, streelde het gerust stellend over de kop en hals, terwijl ze zacht liefkozende, klokkende geluidjes maakte. Ook de enige haan die ze beza ten, was kennelijk niet zo ver uit de buurt gevlucht, zoals zijn vroegtijdig en onge past gekraai liet horen. 'Diam!' (zwijg), riep Pa met nauw verholen woede, de duisternis in. Die nacht hoorde ze ook de verschillende verhalen, die bij de familie Albers over tij gers en panters de ronde deden. Vooral het verhaal over de 'mensen-eter' beang stigde haar enigszins. Pa stelde haar echter gerust, dat zelfs een tijger of pan ter liever de mens uit de weg gingen. Alleen als ze in het nauw gedreven wer den, zouden zij een mens aanvallen. Oude en verwonde dieren konden hiertoe overgaan, als zij niet meer in staat waren op de gewone wijze een prooi te bemachtigen. Maar dit verhaal betrof juist bij wijze van uitzondering een gezonde volwassen tijger, die per toeval van men senvlees was gaan houden. Het eerste slachtoffer was een koelie geweest, die waarschijnlijk in gebukte houding met een arit (sikkel) gras aan het snijden was. 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 20