Tandjong Pinang, 6 september 1938 O Wie herkent de medespelers van Bert de Kanter (uiterst links, geknield)? Reacties naar mevrouw C. van Wylich de Kanter, Bosschekampstraat 59, 5975 AS Sevenum. Tel. 077 - 467 26 86. 21 De tijger zou hem besprongen hebben, omdat hij de man zo in deze houding, voor een dierlijk wezen had aangezien. Daarna waren er al gauw meerdere men sen, al dan niet met volledig succes aan gevallen. Het werd zo erg dat men offers ging brengen aan lang vergeten Goden, omdat men dacht dat deze vertoornd waren geraakt. Toen dat niet hielp werd grootpa Albers verzocht jacht op het dier te maken. Het liet zich echter wekenlang niet meer zien, totdat het plotseling weer slachtoffers maakte, deze keer brutaal weg in de desa zelf. 's Middags was het dier al in het omrin gende bos gesignaleerd en de dorpsbe woners waren die avond daarom uit angst heel vroeg naar bed gegaan. Deuren en ramen werden zo goed moge lijk gebarricadeerd. Een luid 'gemiauw' in de dorpsstraat, als van een reusachtige kater, kondigde die nacht de angstige bewoners aan dat de tijger een maal eiste. Dodelijk bevreesd luisterden de mensen, niet in staat een goed verdedi gingsplan te bedenken. Gaven zij uit een soort van bijgeloof de tijger niet allerlei eerbiedige bijnamen? Sommigen geloof den zelfs dat er heilige personen waren, in staat zich bij tijd en wijle in een tijger te veranderen! Enkele dagen eerder had de loerah bevolen, dat alle huisdieren zoals kar bouwen, geiten en paarden niet meer bij het huis gestald mochten worden. Midden in het dorp was een stevige kraal gebouwd, waarin de dieren op het eind van de dag bij elkaar werden gedreven. Menig desa-bewoner hoopte die nacht dan ook in stilte, dat de tijger een prooi zou zoeken in de kraal. De dieren daar reageerden tenslotte ook op het 'gemiauw' en de geur van de grote kat. Angstig geblaat van de geiten en de buf fels loeiden onrustig. 'Allah laat de tijger een buffel aanvallen', baden sommigen. Misschien wist een krachtige volwassen karbouw de tijger wel met z'n horens te spietsen. Maar ze kwamen bedrogen uit. Het was mensenvlees waar de tijger nu alleen maar trek in had. Hier en daar hoorden ze het dier aan de woning krab belen, als zocht het zich door de gevloch ten bamboewanden een weg naar bin nen, waar de mensenlucht vandaan kwam. Maar het was niet door een openge- klauwde wand dat de tijger zich toegang tot een woning verschafte. Het was alsof het dier behoefte had aan een beetje gymnastiek. Het nam een sprong boven op een atap-dak, klauwde en scheurde het kapot en sprong naar binnen. Bijna versteend van angst waren een jonge tani en zijn vrouw in een hoek van de hut gekropen. Toen de tijger sprong had de tani een golèk van de tafel willen grijpen, doch één beet in de nek velde hem nog voor hij iets had kunnen uitrichten. Vervolgens had de tijger alsnog de vrouw als zijn avondmaal gekozen en zelfs met deze prooi in zijn geweldige kaken, wist het weer door het kapotte dak naar bui ten te komen. Na het slachtoffer eerst naar het bos gesleept te hebben verslond hij het. Grootpa vond de volgende dag de plek waar het beest de resten van zijn prooi verborgen had. Hij verbood de desamen sen het aangevreten lijk te bergen. Dit ging niet gemakkelijk maar hij wist ze tenslotte te overtuigen, dat het anders weer naar een volgende menselijke prooi zou gaan zoeken. Nu zou het waarschijn lijk naar het lijk van de vrouw terugkeren, als het weer honger kreeg. Het stuk bos waar het lag was helaas ongeschikt om er in een boom een stellage te bouwen, van waaruit hij het dier onder schot zou kunnen nemen. Daarom beval hij hen een stevige, gecamoufleerde palissaden- kooi te maken, waar hij in de middag zelf in ging zitten. Hij verwachtte eigenlijk dat hij wel tot de volgende dag zou moeten wachten, maar ook dat was een vergis sing! De tijger keerde in de schemering van die zelfde dag reeds terug. Het dier bleek echter zo onrustig door de aanwe zigheid van de kooi, dat grootpa gedwon gen was te wachten tot het goed en wel met zijn maal bezig was, voordat hij het met twee welgemikte schoten neerlegde. Naschrift: In Indonesië trachten natuurbeschermers nu 'mens-etende' tijgers te vangen ter rehabilitatie in de dierentuin, alvorens een woedende bevolking het heeft gedood. Door toenemende land- en bosexploitatie komen mens en dier steeds meer in conflict. Van de achthon derd in 1973 geschatte Sumatraanse tij gers, zijn er nu waarschijnlijk slechts drie- a vierhonderd over.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 21