V „,,Tvp O huis. De missiemensen waren heel hulpvaardig. Ze waren gewend om van mais alles te maken en te bakken. Iedere dag vers maisbrood. Lekker. Slapen deden we op de grond. Mijn bultzakken kwamen ook daar weer goed van pas. Saumlaki was al enige malen door de Japanners beschoten. Zij hadden dan ook een kleine schuilkelder, waar we niet allemaal in konden. Vrouwen en kinderen hadden voorrang en daarna de oudsten onder de missiemensen. Ik ontmoette daar vele mensen die bij ons voorbij waren getrokken en die bij gebrek aan vervoer op Saumlaki waren gestrand; de vier militairen onder andere die op ver zoek van mijn man de onderneming onklaar hadden gemaakt. Het Gouverne mentsschip Aleida was op de rotsen gezet na een vergeefse poging van vijf tien militairen ermee naar Australië te vluchten. Na een nacht slapen, werden we 's mor gens door luchtalarm naar buiten gedre ven en naar de schuilkelder gejaagd. Ik kwam niet zo goed meer vooruit en had angst voor mijn zoontje, die echter al door iemand onder de arm was genomen en die mij steeds toeschreeuwde: 'Lopen, lopen, lopen, denk aan je kind'. Binnen in de schuilplaats gekomen, was daar bij het bombardement de helpende hand van mijn tweejarig zoontje, die me steeds maar streelde: 'Stil maar mam, het gaat weer over'. En zo was het. Het bombarde ment was plotseling over. De militairen trokken op onderzoek uit en we bleken niet door de Japanners te zijn beschoten, maar door onze eigen mensen. Nog gro ter was onze verbazing, toen we 's avonds over radio Australië hoorden dat Saumlaki met goed gevolg was gebom bardeerd. Schepen gezonken. Huizen in brand. Na rijp beraad werd er door de militairen en het hoofd van het plaatselijk bestuur besloten, dat het Gouvernementsschip Griffioen zou proberen om naar Australië te varen. De vrouwen bleven dan op Saumlaki, evenals het hoofd van het plaatselijk bestuur zelf. Tegen vijf uur vertrokken ze, ons met angst in het hart achterlatend. Maar ze hadden geen keus. De radio stond steeds aan, in afwachting van eventuele rampberichten. Maar er gebeurde niets. Plotseling op een middag verscheen een vliegtuig boven het huis van het hoofd plaatselijk bestuur. Het cirkelde een paar keer rond, we stonden met open mond te kijken en wat gebeurde daar, er kwam een zak met een meterslang lint naar beneden. Het kwam precies in de tuin van het controleurshuis terecht. We vlogen erop af, maakten de zak open en vonden een brief met de boodschap: Om vier uur op de steiger, alles meene men wat je hebt. En om vier uur precies kwam er om de hoek van de tandjong een Australisch marineschip. De sloepen werden gestreken en naar ons toegeva ren. Vrouwen en kinderen in de boot, barang in de tweede boot, mensen aan boord, sloepen gehesen en vlug vertrok ken wij richting Australië. Met vreugde maar ook met angst. We moesten door mijnenvelden en liepen de kans door de Jappen beschoten te worden. Maar de verzorging door de bemanning was prima. Henkie en ik sliepen naast de stuurhut op een veldbed. Er is nooit zoveel zorg aan ons besteed door zo veel mensen als op die twee dagen durende tocht. Toen we om negen uur 's morgens in Darwin in Australië aankwamen, waren we vermoeid en nerveus. We zagen de enorme verwoestingen in de haven. De gevolgen van de twee zware Japanse bombardementen op 19 februari. Wat een ravage, wat een leed. We werden zo spoedig mogelijk van de haven weggebracht en kwamen terecht in het leger- en marinehospitaal, dat leeg stond. Er waren enige koks die voor ons vluchtelingen zorgden. Van top tot teen werden we onderzocht. Nadat iedereen was goedgekeurd, hoorden we, dat we per watervliegtuig van de Quantas zou den vertrekken naarTownsville. Het vliegtuig was zonder enig comfort. Geen warm drinken, geen hapje eten, geen deken om je te verwarmen. We waren allemaal in tropenkleding, dus het was ijs en ijskoud. Maar daarom niet getreurd. In Townsville aangekomen, tropentempera- tuur, heerlijk. Naar het ziekenhuis en onderzocht. Daarna een heerlijke koude salade en naar bed. De volgende morgen met het vliegtuig door naar Brisbane. Herhaling van Townsville. Brood en koffie aan boord, 's Avonds in ziekenhuis onderzocht. Koude salade. De volgende morgen naar Sydney. Moe en koud kwamen we daar aan. De hele Hollandse kolonie was aan wezig in een heerlijk verwarmd gebouw, het was herdenkingsdag -10 mei 1941. Warme kleren. Hartelijkheid. Vragen naar je ervaringen. Hoe je je voelde et cetera. Ze vonden het jammer dat we niet in Sydney mochten blijven, maar er was opdracht naar Melbourne te komen. In een stikvolle trein, zonder slaapplaat sen en warm drinken, maar wel veel ster ke drank, gingen we op weg. Gelukkig hadden de mensen uit Sydney voor wol len dekens en kussens gezorgd, zodat we met wat handigheid, het ons een klein beetje comfortabel konden maken. Melbourne, negen uur in de morgen. We werden opgewacht door militairen en naar hun clubhuis gebracht. Alle kamers hadden open haarden, die werden aan gemaakt. Dat gaf een heerlijk gevoel van thuis. Er was koffie, opgemaakte bedden en niet te vergeten dampende pannen hutspot. Ons huis op Ambon 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 13