J^acob, onge (ifecuslieg en cBobby In 1947 ging mijn man na een jaar ziekte verlof in Holland voor de BPM naar Jakarta terug. Hij kwam daar in een mess terecht en ik mocht pas volgen wanneer woon ruimte gevonden was. Verder moest ik eerst een boot of vliegtuig kunnen bespreken. Dat was helemaal niet gemakkelijk, er waren honderden op de wachtlijst voor me. Je moest stand-by zijn, dus ik had een koffertje naast mijn bed, om elk moment te kunnen vertrekken. Uren bracht ik op diverse kantoren door en mij bleek, dat moeders met kleine kinderen nogal bezwaren hadden om stand-by te zijn. Ik had die niet en er was al gauw, in februari geloof ik, een kans. Ik moest me melden voor de Johan de Witten moest er binnen drie dagen zijn, met alles erop en eraan. Ik was natuurlijk blij dat het zo vlot ging, maar helaas, op het laatste moment ging alles niet door. Het leger ging naar de Oost in opdracht. Maar als troost was ik weer stand-by voor een vliegtuig. Spannend! Maar ook dat mislukte. In de tussentijd had mijn schoonzusje in Jakarta een kamer bij een Chinese dame gevonden. Hoe lang het duurde, weet ik niet meer, maar ineens was er de Sibajak, met ongeveer 2.000 vrouwen en kinderen plus twee oude mannen, en de crew natuurlijk. Het schip was in de oorlog bij Malta door een bom getroffen, maar niet gezonken. De kapitein, die het meege maakt had, was een brommerige ijzervre ter. We hadden bijna elke dag sloepenrol. Er was ook altijd iets, onder andere een klein brandje in de ruimte waar ik terecht gekomen was. Maar de vele brandweerlie den liepen dag en nacht rond. Een heel veilig gevoel was dat. Op een dag met appèl liep de kapitein ziedend rond. Er waren een paar trossen van de reddings boten bijna doorgesneden. Het moet een gek geweest zijn, of was het een baldadig kind? In ieder geval waren die voorvallen niet leuk, als je helemaal in het vooronder sliep en twee keer een ijzeren trapje moest oplopen, voordat je op gewone trappen naar boven kon. In april, denk ik, zaten we samen in de gehuurde kamer met één raam met tralies. Een grote driedelige kast en verder van de BPM twee bedden, één rond rotan tafeltje en twee dito stoeltjes, een bureau, een schoenenrekkastje, waar op twee primustoestellen om op te koken. Water en licht werd bij tijden afgesloten, maar verder ging alles best. Op een dag kwam een Ambonees van ver lof terug uit Ambon en bracht een kakatoe mee in een kooi. De kooi met inhoud werd op mijn schoot gezet en zo deed Jacob zijn entree in onze kamer. Het was een jonge, lieve, witte kaka met oranje kuif, heel bij zonder, die heel aandoenlijk 'koppie krauw' en zijn naam murmelde. Ik wist me geen raad, waar laat je zo'n dier in één kamer. De Chinese vrouw hielp. Jacob moest in de tuin, maar eerst moest er een standaard komen. Waar die vandaan kwam, weet ik absoluut niet meer, misschien van de buren of zo. Het was in de droge tijd, dus standaard met daarop Jacob aan de ket ting in de schaduw van de hibiscusheg. Jacob begon echter er direct takjes af te bijten en te villen. We bekeken de ravage, 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 15