VK- 4V ik: door F. van Garling oen er nog niet zoveel mensen op aarde woon den, vormden ze als het ware kleine eilandjes in de immense oceaan van ongerepte wildernissen, die het domein waren van ontelbare diersoorten. Aanvankelijk betekende het dier voor de mens hoofdzakelijk een jachtbuit voor voedsel- en kledingvoorziening. Later vormde het dier echter ook een concur rent in het land- en domeingebruik. De ontwikkeling van de menselijke bescha ving betekende daarom vrijwel altijd de verdrijving of het doden van het dier. Hun aantal leek onuitputtelijk en pas in de vorige eeuw is men gaan beseffen dat de steeds groeiende bevolking niet mocht leiden tot de gehele uitroeiing van alle oorspronkelijke fauna. Men is toen gaan inzien dat ook aan het wilde dier een deel van de aarde rechtmatig toekwam. Het leefmilieu van het wilde dier kon tevens dienen om de verscheidenheid aan dier soorten waaruit ook de mens eens voort gekomen was, te bewaren. Een aardbol geheel bedekt met asfalt en beton waar op de mensheid zich als een krioelende massa mieren - weliswaar in auto'tjes - voortbeweegt, een aardbol met walmen de oceanen en rivieren, die borrelen en stinken van giftig chemisch afval, zo'n aardbol vormt het schrikbeeld van de hui dige natuur- en milieuactiviteit. In de vorige aflevering schreef ik dat gedurende de Romeinse beschaving vele diersoorten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika uitstierven. De dier- maar ook mensverslindende toernooien, die als volksvermaak in amfitheaters werden gehouden, zullen daartoe zeker bijgedra gen hebben. Maar al tijdens de oudst bekende beschavingen, zoals de Assy- rische, Egyptische en Perzische, had deze ontwikkeling aangevangen. De grote bete kenis die de jacht als sport toen reeds bezat wordt ondermeer geïllustreerd door de afbeeldingen op kunstvoorwerpen. In een tempel in Egypte trof men afbeeldin gen aan van farao Ramses III (1195-1169 voor Christus), die met een groot gevolg op wilde buffels jaagde. Op een grafmonument in Thebe ziet men een jachttafereel, waarbij een leeuwin, doorboord met speren, nog een laatste wanhopige aanval doet. De farao's gebruikten toen ook al jachthonden, die veel op de huidige windhonden leken. Populair bij de jacht op groot wild was een licht geconstrueerde wagen, die door twee snelle paarden werd getrokken. Vanaf die wagen jaagde men met pijl en boog zelfs op leeuwen. Bij de jacht op eenden in de Nijl maakte men reeds gebruik van houten lokeenden. Bij deze jacht liet men niet een hond de gevelde buit apporteren, maar... een kat! De Assyriërs en de Perzen hielden zoveel van de jacht, dat zij enorme gebieden lie ten omheinen waarbinnen het wild werd gehouden of gedreven tot de volgende koninklijke jachtpartij. Een Assyrische koning doodde tijdens één jachtpartij zelfs 454 leeuwen, 392 wilde buffels, 218 struisvogels en 36 oli fanten. Ons hedendaagse woord 'para dijs' schijnt uit die tijd te stammen en betekent in het oud-Perzisch 'omheinde ruimte' of jachtpark. Als zo'n 'paradijs' leeg dreigde te raken, dreef men er weer nieuwe dieren naar toe. Men zag in die tijd de jacht ook als een training voor de jonge mannen ter voorbereiding op het krijgsbedrijf. Behalve het hanteren van pijl en boog onder dikwijls moeilijke omstandigheden, zoals vanuit een voort snellende wagen, leerde je ook het speer hanteren. Er waren lichte werpsperen en zwaardere voor het stoten en steken op korte afstanden. Later hebben de Grieken en Romeinen zich ook met deze manier van jachtsport bezig gehouden, hoewel zij van het dier ook een weten schappelijke studie maakten. Zo jaagden zij op wilde zwijnen door deze, met behulp van jachthonden, naar een plek te drijven waar netten gespannen waren. De zwijnen raakten daarin dan verstren geld, waarna de jagers met speren en dolken de rest deden. In deze tijd moet het door Germaanse stammen bewoon de West- en Noord-Europa nog een rijk dom aan wild gekend hebben. Edelhert, zwijn, beer, wisent (een Europese bizon) en wolf moeten nog in groten getale de bossen hebben bevolkt. De Germanen bedreven de jachtsport op min of meer Een hertejacht op Borneo, uitgebeeld door 'hofschilder' Raden Saleh 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 18