O verklappen dat ik ook praten kan. Dat mag je aan niemand, wie dan ook, verra den.' Dat beloofde Sinar Woelan, waarop de meeuw haar hielp de mieren te verja gen. Terwijl ze zich baadde, keuvelde ze met haar nieuwe vriendje, de mooie vogel. Toen ze klaar was met haar bad, vloog Pringadani, want deze was het natuurlijk, op haar schouder. Zo gingen ze, gevolgd door de ontwaakte dienares, terug naar de kraton. Groot was de vreugde en ook de verwon dering van haar ouders dat prinses Sinar Woelan kon praten. Ze vroegen haar hoe dat gekomen was. Ze vertelde toen dat het kwam door de schrik, omdat er een bloem, die vol mieren zat, van boven uit een boom op haar was gevallen. Wat de witte meeuw betrof, die had ze bij de bron Pantjoer Pitoe gevangen. Toen de anderen de vogel wilden strelen, pikte hij om zich heen en kroop nog dichter naar de prinses toe. Sinar Woelan verbood iedereen om de meeuw aan te raken. Sultan Aris Sanoesi verkeerde nu wel in een moeilijk geval. Hij had indertijd overal laten omroepen dat degene die zijn doch ter kon genezen, haar tot vrouw mocht hebben. Nu was hij van zijn eed onthe ven, omdat niet een mens, maar een vogel haar genezen had. Van heinde en ver kwamen de sultans en prinsen din gen naar de hand van de genezen prin ses. Ze wees ze allen af, hóe haar vader er ook op aandrong dat ze een keus zou maken. De prinses speelde liever met haar geliefde meeuw, die op haar schou der gezeten, overal met haar meeging en 's avonds bij haar op de kamer sliep. Hij nestelde zich dan in haar armen en het meisje aaide en streelde hem tot ze in slaap viel. Op een avond, dat Sinar Woelan hem liefkoosde, trok ze spelenderwijs aan zijn roze kuif die los schoot en zie, voor haar stond een schone voorname man... sul tan Pringadani. Verschrikt wou het meisje haar moeder roepen, maar de vorst zei: 'Waarom ben je nu bang voor mij? Je hebt zoveel van de witte meeuw gehou den; is je gevoel nu veranderd voor sul tan Pringadani? Kom Sinar Woelan, kijk niet zo verschrikt, kom weer dicht bij mij!' De prinses deed maar al te graag wat haar gevraagd werd. Toen de sultan haar vroeg zijn vrouw te worden, bekende zij hem ook haar liefde. Zo gebeurde het dat Pringadani overdag een vogel en 's nachts een mens was. De sultan ver zocht haar dit geheim voorlopig nog te bewaren totdat hij de tijd geschikt vond om de waarheid te onthullen. Maar Sinar Woelan raakte in gezegende omstandig heden, wat haar moeder al gauw ontdek te. Hoe ze haar dochter ook bezwoer haar de waarheid te vertellen wie hier de oorzaak van was, de prinses hield haar lippen stijf op elkaar. Toen moest de ver stin dit wel aan haar gemaal vertellen. Die was hierover zo vertoornd dat hij zijn eigen dochter wilde doden. 'Hoe is zoiets toch mogelijk? Ze gaat nooit uit, verkeert nooit in mannengezel- schap en toch is ze zwanger. Hoe kan dat?' Eindelijk kwamen ze op de gedachte dat het het werk van een boze geest moest zijn. Onmiddellijk moesten omroepers in alle naburige rijken rondgaan en daar verkondigen dat degene die de maling agoeno (maagdenrover) kon vinden de schoonzoon van sultan Aris Sanoesi van het rijk Kajoe Anom zou worden. Deze mare bereikte ook het koninkrijk Bantraman, waar prins Pringotoro de plaats had ingenomen van zijn verdwe nen broeder sultan Pringadani. De prins wilde ook zijn geluk beproeven en hij toog met grote pracht naar het land Kajoe Anom. Daar liet hij zich aandienen bij sultan Aris Sanoesi. De sultan had er niets op tegen deze flinke jonge man tot schoonzoon te hebben en liet onmiddel lijk zijn dochter weten dat er een huwe lijkspretendent was. De prinses weigerde evenwel om hem te ontmoeten. Toen verzocht Pringotoro om de prinses onge merkt te mogen zien. Hij zag hoe ze praatte en zich gedroeg alsof er een ander persoon tot haar sprak. 'Gij hebt gelijk, sultan Aris Sanoesi, uw dochter is door een boze geest bezeten. Maar die kan ik uitdrijven als ge die witte meeuw van haar weghaalt.' Zodra de prinses hoorde dat ze haar lievelingsvogel wilden wegbrengen, ging ze vreselijk te keer en ze zei: 'Mijn witte meeuw kunt ge alleen maar krijgen door mij eerst te doden.' Pringadani fluisterde haar nu toe: 'Daag Pringotoro tot een tweegevecht uit. Ik zal in u zijn en u zo helpen. Indien hij ons overwint, mag hij u tot vrouw hebben. Maar vrees niet, ik zal sterker dan hij zijn!' Prinses Sinar Woelan deed wat haar gevraagd werd en daagde een ieder uit haar in een eerlijk gevecht te overwin nen. De prinses, die nu de macht en sterkte van Pringadani had, maakte zich nu gereed de strijd met Pringotoro aan te binden. Deze vocht nu op zijn best, wendde alle mogelijke kunstgrepen toe, want hij was een kundig kampvechter. Alles mislukte hem echter. Daar hoorde hij een stem zeggen: 'Wel Pringotoro geeft ge de moed al op. Erkent ge uw onmacht.' Toen werd de laatste hels van woede. Hij schreeuwde: 'Maling agoeno, hoe kan ik tegen u vechten als ge u verborgen houdt in de briljanten broche van de prin ses.' Inderdaad had Pringadani zich hier in verscholen, maar nu verplaatste hij zich in haar rechter soebeng (oor- schroef). Pringotoro verzocht de prinses hem de broche en de soebang te geven. Toen ging Pringadani in haar toesoek konde (sierspeld van de haarwrong) en vandaar naar haar armbanden, ringen. Alles moest Sinar Woelan afgeven. Toen ze geen sieraden meer had, verborg hij zich in haar kemben (borstdoek) en van daar in haar kain. Ook die eiste Pringotoro op. Zo wilde hij de maling agoeno dwingen te voorschijn te komen. De prinses, die zeer beschaamd was haar laatste kledingstukken uit te moeten doen en dat weigerde, riep nu wenend uit: 'Wat moet ik doen, mijn geliefde, zo mag ik toch niet vernederd worden?' 'Neen Sinar Woelan, nu is het mijn beurt om te vechten. Welaan Pringotoro, laten we strijden op leven en dood.' Hij vroeg Sinar Woelan de kuif uit zijn kop te trekken en veranderda weer in een mens. Maar hij was onherkenbaar voor Pringotoro. Het werd een verwoed gevecht tussen beide broeders. Eerst vochten ze met pijl en boog, daarna met pieken, met knotsen en tenslotte met krissen. Maar ze waren tegen elkaar opgewassen. Toen riepen ze toverkun sten op, ook die hielpen weinig. Op het laatst zag Pringotoro dat hij niet opge wassen was tegen deze tegenstander. Toen zei Pringadani: 'Waag je het nog om om mijn bruid te vechten? Ik had je kunnen doden, want ik weet precies waar je kwetsbare plek is, maar ik wilde je spa ren om een bepaalde reden.' 'Hoe kunt ge weten waar mijn kwetsbare plek is? Buiten mij, weet slechts één daarvan af en die is er niet meer.' Toen zei Pringadani: 'Ik zal het u toefluisteren. Zie hier, achter uw linkeroor is uw enig kwetsbare plek.' Onmiddellijk viel Pringotoro op zijn knieën en maakte hij eerbiedig de sem- bah. 'Ge kunt dan niemand anders zijn dan mijn broeder sultan Pringadani van het rijk Bantraman. Wees niet boos dat ik zo vrijpostig was u uw bruid te betwisten. Ik erken mijn nederlaag.' En opeens veranderde de vreemde krij ger in prins Pringadani en werd hij door zijn jongere broer herkend. Nu kwam het tot een verklaring tussen allen. Sultan Pringadani vroeg sultan Aris Sanoesi om de hand van zijn dochter Sinar Woelan. Daar had de vader niets op tegen en met grote pracht werden de huwelijksfeesten gevierd. Na veertig dagen vertrok het bruidspaar, vergezeld van prins Pringotoro naar het rijk Bantra man, waar sultan Pringadani nog vele jaren rechtvaardig over zijn volk regeer de. 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 28