Aleksander C. van Heekeren O Wim en Ans van Dijk behoorden in 1957 bij de laatsten die uit Indonesië naar Nederland terugkwamen. Zij hadden het moeilijk gevonden om afscheid te nemen van het land waar zij zo geluk kig waren geweest en voor Wim was het afscheid van het werk waarvan hij hield, bitter. Gelukkig vond hij in Holland weer gauw een betrekking; hij had een goede opleiding en een succesvolle wetenschappelijke car rière achter de rug. Het vinden van huisvesting was moeilijker. Ten slotte vonden zij een vrij groot verwaarloosd huis dat echt bij hun stijl van leven paste; een wat slordige manier van leven met vele vrienden die in en uit liepen en die zich amuseerden met Ans' interpretatie van het Hollandse huisvrouw zijn. Ze waren misschien een maand of zes in Den Haag, toen Ans Wim opwachtte met een kranteknipsel uit het ochtendblad. Het was een oproep om kinderen uit een Duits vluchtelingenkamp, meest Oekraïners, een vakantie in Nederland te geven. Ze was diep onder de indruk van het feit, dat meer dan tien jaar na de oorlog er nog steeds kampen bestonden waar kinderen opgroeiden. En daar Wim meestal deed wat Ans wilde, besloten zij zich in te schrijven. Bij de vraag naar bijzondere wensen stel den ze, dat ze graag een jongen van tien jaar te logeren wilden hebben, in de leeftijd van kleine Wim. Toen de vriendenkring hoorde, wat zij van plan waren, was de kritiek hevig. Ze wisten niet wat zij in huis haalden; misschien wel een losgeslagen jongen onder de luizen of vlooien! En ze waren zelf nauwelijks uit het Japanse kamp en nog maar half ingericht! 'Juist daarom beseffen wij hoe erg het is, dat zo'n kind daar moet opgroeien', zei Ans. Een maand later stonden ze met vele anderen in een kerk in het Bezuidenhout met spanning te wachten wie ze toegewezen kregen. Een grote groep wat angstige en onzekere kinderen kwam binnen. Er was een vrij groot aantal onaantrekkelijke kin deren bij, die öf kwaadaardig keken, öf een apathische indruk maakten. Maar ook leuke en knappe kinderen, waarvoor grote belangstelling bestond. Toen de naam 'W. van Dijk' werd omgeroepen, zagen ze een angstig, verlegen en bijzonder knap jongetje naar hen toeko men, begeleid door een van de dames van het comité. Het bange kind werd aan Wim gepresenteerd met de nodige papie ren. Hij heette Aleksander Bojar, een vreemde naam voor dit mage re jochie, als je dacht aan een grote, baardige Russische bojaar.*) In de taxi naar huis, zat het kind wat in elkaar gedrongen in een hoekje. Hij was netjes gekleed in iets te nauwe kleren en erg schoon. Al zeiden de tijdelijke pleegouders iets tegen hem in het Duits, het kind zweeg hardnekkig. Zodra ze binnen waren, waar de kinderen hem onwennig maar hartelijk begroetten, zon der een antwoord te krijgen, schoot de kleine Aleksander snel achter een koe van een fauteuil, die in een hoek stond. Ans ried aan, om hem nu maar met rust te laten en maakte thee. Ze zette een beker naast hem en kwam met een koekjestrommel bij hem. Een mager klauwtje schoot naar voren en rukte de trommel uit haar handen en het joch hapte gulzig de koekjes naar binnen. 'Laat hem rustig zijn gang gaan', zei Ans. De oude, gebrekkige tekkel bracht uitkomst. Vermoedelijk gelokt door de koekjestrommel, waggelde hij kwispelend naar het kind en likte de hand, die hem daarbij koekjes voerde. De jongen kwam wat naar voren en ging rustig de thee opdrinken en de rest van de koekjes eten. Kleine Wim bracht hem een Dinky-toy die hij duidelijk erg mooi vond. Toen Wim hem bij de hand nam, ging hij mee om de konijnen te bekijken, Wims trots. Het duurde geen kwartier of de twee jongens waren druk in gesprek, de een in het Nederlands, de ander in het Duits, maar schijnbaar begrepen ze elkaar helemaal. De rest van de middag werd doorgebracht met achter elkaar aan rennen, buiten spelen met autoped en kinderfiets en toen Ans de kinderen naar binnen riep, kwamen ze aanhollen, Aleksander vooraan. Het eten werd opgediend en met verbazing zagen de Van Dijks welke hoe veelheden het kampkind naar binnen werkte. Na het eten gin gen de twee kinderen meteen weer samen spelen en de boe ken van Wim bekijken. Dat die in het Nederlands waren, scheen geen bezwaar te zijn. Het werd tijd om naar bed te gaan en grote Wim nam het op zich om Aleksander te brengen. Aleksander kleedde zich gehoorzaam uit en vouwde zijn kleren heel voorzichtig en netjes op. Wim was ontroerd om te zien hoe het ondergoed gestopt was, in 'matjes' zoals hij zijn moeder nog had zien doen, maar wat Ans zeker niet deed. Elk stuk droeg zeker wel zes of meer van die matjes. Wim sprak Duits tegen het kind, maar kreeg geen antwoord, tot hij hem instopte en vroeg of het licht aan of uit moest, waarop hij ineens twee stokken van armen om zijn hals voelde en een zachte stem hoorde: 'Onkel, ich bin ja só glücklich.' Drie heerlijke weken volgden. Het was een van die zeldzaam mooie zomers en Wim nam telkens een dag vrij om, nadat ze een fietsje voor Aleks hadden gekocht, fietstochten in de omge ving te maken. Inmiddels werden ze allemaal steeds doller op het kampkind, dat zo zichtbaar van alles genoot en dat er steeds beter uit ging zien. De drie weken vlogen om en een ontroerend afscheid, waarbij Aleksander zich om de hals van Ans klemde alsof hij nooit weg wilde gaan. De kinderen moesten in de autobussen en einde loos werd gecontroleerd of allen aanwezig waren. Inmiddels trad een verbroedering op onder de wegbrengers en Ans en Wim kregen verschrikkelijke verhalen te horen over totaal ver wilderde kinderen die krabden en die hun behoefte in de zitka mer deden. De Van Dijks wisten niet wat ze moesten geloven en vertelden maar niet wat een succes hun kampkind was geweest. Dat hoefde ook niet want de anderen wilden alleen maar hun klachten kwijt. Een maand later kwam een ontroerend stumperig Duits briefje van de vader van Aleksander om te bedanken voor alle 'schone Sachen' die Aleksander had gekregen. Tevens vertelde hij, dat hij nu eindelijk een baan had en een huis. De Hollanders had den hem geluk gebracht! C. van Heekeren Bojaar - adellijke grootgrondbezitter 34

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 34