Over de Oranje
en de Willem Ruys (I)
door Henk van Bennekom
ft
Eigenlijk hadden wij tijdens ons verlof
geen besluit kunnen nemen: gaan we
terug naar de plantage op Java (we had
den re-entry permits) of blijven we mooi
in Nederland? Wel had ik nog een half
slachtige poging gedaan een baan te vin
den, maar toen de dag van vertrek naar
Indonesië aanbrak had ik nog geen uit
sluitsel op mijn sollicitatie ontvangen.
Die dag van vertrek was Tweede
Kerstdag 1952. Het was precies vijfjaar
na mijn voorgaande vertrek, dat was ook
op 26 december! Toen gingen we per
KLM Skymaster, thans met het m.s.
Oranje van de Stoomvaart Maatschappij
Nederland.
Het zal wel een gezonde, zakelijke reden
hebben waarom die maatschappijen dat
doen, op zo'n feestdag vertrekken en niet
een dagje te wachten. Haven- en lig
gelden gaan door en moeten voldaan
worden, lonen en gages gaan ook door,
terwijl bovendien de grote investeringen
in vliegtuig en schip ook voor zulke
dagen liefst rendabel moeten blijven.
Met een taxi van de heer Jukema, een
grote, zwartglimmende Chevrolet met
klapstoeltjes, waren wij (Jetske, dochter
tje Tineke en ik) plus familie van het
Friese Scharnegoutum, onder Sneek,
die morgen naar Amsterdam gereden.
Gemengde gevoelens natuurlijk, afscheid
nemen van geliefden is niet leuk, vooral
niet voor moeder-de-vrouw. Aan de
andere kant was voor mij het vooruitzicht
weer aan het werk te gaan in de plantage
erg aantrekkelijk. Bovendien had de
maatschappij ons laten weten, dat wij
naar de onderneming Tjoekoel zouden
gaan. Dit theeland ligt op de hoogvlakte
van Pengalengan in de Preanger op
West-Java, een streek met een verrukke
lijk klimaat, 's Avonds een vuurtje in de
haard en slapen onder dekens!
Omstreeks twaalven vertrokken we. We
voelden ons alweer helemaal thuis aan
boord. Het is zo'n gezellige drukte en
geroezemoes wanneer je op het schip bij
het kantoor van de administrateur bin
nenloopt. Ogenblikkelijk herinner je je
van voorgaande reizen de bijzondere,
aangename geur die er hangt. Een geur
van houten dekken en prima keuken, een
geur van Nederlandse mailboten uit een
tijd voor de airconditioning. Je hoort weer
het zachte zoemen van motoren, je voelt
weer de loper in de lange gangen onder
je voeten, je ziet de lage plafonds, de
rondhouten reling langs de wanden, het
vriendelijke lamplicht op glanzende, witte
verf, op glimmende deuren en gepoetst
metaal. Je voelt je thuis, hier houden wij
het wel een week of wat uit!
Gauw-gauw even de hut zien. Best voor
elkaar; hutkoffers al onder de kraakhel
der opgemaakte bedden, twee kasten,
twee wastafels met royale spiegels erbo
ven - ach, wat een idee van ruimte geven
die - een gezellig schrijftafeltje en een
mooi tempatje voor Tienkie. M'n liefje,
wat wil je nog meer?
En meteen weer vlug aan dek om te
zwaaien. De Javakade vol afduwers. 'Zie
je wel staan daar beneden, meiske, Pake
en Beppe? Moeike Anne en moeike
Emkje, zie je ze? En daar, daar, Oom
Jan en Tante Nettie uit Amsterdam en
jonge Oom Jan uit Wageningen!' Ze had
den allen hun vrije dag opgeofferd en
waren van heinde en verre naar Groot
Mokum gekomen om ons vaarwel te
wensen.
De drie laatste stoten van onze stoomfluit
galmden diep en sonoor over een stil,
van Kerst-vieren-bijkomend Amsterdam
en het winterse IJ. Enkele laatsten haast
ten zich van en naar het schip, loopplan
ken werden weggerold, trossen losge
gooid, onmerkbaar trokken de sleepbo
ten en we waren los.
Veel tijd om aan dek te blijven voor een
laatste blik op Holland was er niet, de hut
moest op orde en er moest een tafel in
de eetzaal besproken worden bij de pur
ser. Weldra zouden djongossen over
dekken en door gangen lopen om met
een xylofoontje en een leuk deuntje,
trrramm-pampam-pampam, ons aan de
lunch te roepen. Trouwens, mocht je al
denken dat je hier met vakantie was en
alles plan-plan, op z'n elfendertigst af
kon, dan werd je daar schielijk van gene
zen! Geen gelanterfant, jochie, er moet
van alles geoeroest worden: je moet bad
kamer en wc vinden, de eetzaal, het kin-
derdek, de winkel en je moet boordgeld
wisselen en ga maar door, er moet altijd
van alles worden gedaan.
Buitengaats van IJmuiden voeren we
dichte mist binnen die voorlopig niet
oplichtte en waardoor wij Southampton
verlaat bereikten. Daardoor vertrokken
wij ook te laat en aan de trilling van het
schip te voelen liepen wij met extra ver
mogen om de verloren tijd in te halen op
de onder Indië-gangers beruchte Golf
van Biscaye aan.
The seas have lifted up, O Lord,
the seas have lifted up their voice;
the seas have lifted up their pounding
waves.
Mightier than the thunder of the great
waters,
mightier than the breakers of the sea -
the Lord on high is mighty. (Ps.93:3)
De vroege morgen zag ons al een eind-
weegs in die Golf. Regen kletterde hard
tegen de patrijspoort, maar ik wilde eruit
en aan dek. Het gewicht van de zware,
solide eiken deur met het massief kope
ren hang- en sluitwerk en poort, die van
de vriendelijk verlichte en nog stille, uit
gestorven gang naar het promenadedek
leidde, verbaasde me. Het schip slinger
de nogal en ik moest hard heuvel-op en
tegen de wind in duwen om hem open te
krijgen. Het licht buiten was wit en scha
duwloos, het dek druipnat en de zee grijs
met witte koppen. Er liep een zware dei
ning. Een overgang tussen oceaan en
het dunne, doch onafgebroken wolken
dek was nauwelijks te zien. Geen sterve
ling was zo vroeg aan dek, geen schip,
land of vogel in zicht. Ik rilde. Snel weer
naar binnen! Alweer had die rotdeur me
bijna te grazen, zij sloeg met een geme
ne klap dicht en miste net m'n hielen. De
stilte ineens, de warme geborgenheid
binnen, deed weldadig aan.
Terug naar onze hut en samen naar het
ontbijt. Bovenaan het statige trappenhuis
naar de eetzaal, een juweel van architec
tuur, kwam de heerlijke geur van pas
gebakken brood je tegemoet. Bestaat er
een fijner aroma? De eetzaal bood als
altijd een feestelijke aanblik zo vroeg in
de morgen: spierwitte tafellakens en ser
vetten, de warme verlichting glom op por-
celein en glinsterde op glas en tafelzilver,
't Ontbijt lokte. Waar eet men smakelijker
dan aan boord van een Nederlandse
mailboot? Waar zijn de spiegeleieren met
meegebakken ham lekkerder, waar vers
gebakken witbrood met roomboter en
hagelslag? Ach, ja, dacht ik, lang gele
den, vóór de oorlog, in het Grand Hotel te
Lembang of in het pension Friso op
Schiermonnikoog, daar was het toch wel
even goed. Lang geleden. Hier ook
zagen uitmuntende koks kans in de win
terse Atlantische Oceaan nasi goreng
speciaal en in de hete Indische Oceaan
kapucijners met toebehoren tot ware
feestmaaltijden te maken!
Trouwens, wat te denken van de nijvere
wasbazen aan boord? De tukang-tukang
cuci? Drie maal per dag schone tafella
kens en servetten, ouderwets gesteven
25