de ons nogal grappig voor, echter toen
tertijd alles behalve, wat waren we opge
lucht toen we ze uit dat gekke ding kon
den tillen!
Verder staan ons van dit gebeuren nog
enkele bijzonderheden duidelijk voor de
geest. Die dappere kinderjuf bijvoor
beeld, die in het voorbij slieren nog net
een paal kon grijpen, een stut voor het
dek boven ons. Iedere keer als de klu
wen kinderen haar voorbij tuimelde ving
zij een paar. Ze deed bovendien met
grote tegenwoordigheid van geest of dit
vangen een leuk spelletje was zodat het
kroost er zelf ook plezier in kreeg en ging
meehelpen met dat vangen! Toen het
schip ten langen leste tot rust was geko
men, stond ze daar met een hele speel
tuin van kinderen om die paal heen. Dat
meisje verdiende een onderscheiding en
een flinke promotie, dachten wij zo.
Wat eveneens merkwaardig was, was de
stilte. De kinderen scharrelden rustig
weer overeind vanwaar zij tegen de
reling lagen en van verbouwereerdheid
stil, zochten ze terstond het speelgoed
op waarmee ze speelden voor ze uitgle
den. Wij verwachtten groot gekrijs en
gejammer en zelfs verwondingen, echter
niets van dat alles. Mientje begon haar
pop te sussen en Jantje probeerde alle
stukjes van z'n legpuzzel te vinden om
opnieuw te beginnen!
Aduh, tjelaka, toen gebeurde er plotse
ling iets totaal onverwachts. De deur van
de kinderkamer vloog open en een
razend ongeruste papa stormde binnen.
De arme man echter was door een ruit
van een van de salons boven geslingerd
en zat onder het bloed. Ja toen, bij het
zien daarvan, brak onder het grut een
oorverdovend pandemonium uit en het
vergde heel wat kusjes, knuffeltjes en
lieve woordjes om de gemoederen weer
tot bedaren te brengen.
Toen wij wat van de schrik waren beko
men, gingen we eens poolshoogte
nemen in de salons. Daar vonden wij één
ruïne. Als naakte paddestoelen stonden
alleen nog de in het dek vastgeschroefde
kale tafels overeind. De rest van het zo
fraaie en elegante meubilair lag nu in een
grote, stevig vastgesjorde en hoog opge
stapelde hoop in een hoek. Kapotte stoe
len en fauteuils, waarvan het geraamte
was gebroken, lagen als vormeloze, lege
zakken over en op elkaar. Ons petje af
trouwens voor de scheepstimmerlieden
en zeilmakers want binnen de kortste
keren, zo bleek al na één dag, kon ieder
een weer comfortabel en gezellig bijeen
zitten op ruim voldoende gerepareerde
stoelen. Lekker lui hangend kon je het er
toen nog eens breedvoerig en fijntjes
over hebben, over de gebeurtenissen
van de vorige dag. Gelukkig beperkte het
meeste letsel zich slechts tot schrammen
en builen, met als uitzondering, zo ging
het gerucht, een gebroken vlerkje van
een passagier die uit haar kooi was
gekieperd. Alles behalve leuk trouwens,
vooral niet als je op reis bent.
De volgende dag, toen na de lunch een
tweede stuurman en ik een spelletje
tafeltennis speelden, veronderstelde ik
dat het schip wel een slagzij van 45 gra
den had gemaakt. 'Nog niet de helft daar
van' was zijn commentaar. Maar als ik nu
op ons dak klim, dat een helling heeft van
17/4 graad, om de dakgoten schoon te
maken, dan denk ik dat het toch best 30,
35 graden kon zijn geweest, 't Zou me
niet verbazen.
Ali Baba aan dek van de Oranje
(Illustratie: Th. Wertenbroek)
De reis vervolgde zich zonder verdere
ongelukken en het werd allengs ook
beter en warmer weer. Wij passeerden
de bekende Kaap Sint Vincent, de uiter
ste zuidwest punt van Europa. In het hel
dere licht stond omgeven door de witte,
stenen huizen van het personeel solide
en onwrikbaar de vuurtoren op de hoge
rotsen. Hoeveel schepen passeerden
hier door de eeuwen heen? Hoeveel per
dag: twintig, vijftig, honderd? Hoeveel per
jaar? Hoeveel, ja, hoeveel jaren eigenlijk
sinds de Foeniciërs, sinds de Vikings?
En menig opvarende zal wel eens, zoals
ik, gedacht hebben: 'Daar zou ik best een
kijkje willen nemen, daar op die kaap
hoog boven de golven en lekker uitwaai
en in de bolle wind en zwaaien naar de
schepen die langs komen!'
Er werd bekend gemaakt, dat wij om zo
en zo laat Gibraltar zouden passeren.
Doch hoe wij omstreeks die tijd ook zoch
ten en tuurden, we zagen het niet. Een
lichte wrevel verspreidde zich onder de
passagiers. Zou het wel een goede vaart
worden? Een voorspoedige reis en een
behouden aankomst? Je wist maar nooit
na het gebeurde in die Golf van Biscaye
en nu die van de aardbodem verdwenen
rots!
Ook van het altijd toch weer beziens
waardige en romantische Suezkanaal en
de Bittermeren zagen wij helaas bitter
weinig omdat wij het grotendeels gedu
rende de nacht en in een Egyptische
duisternis doorvoeren. Een tegenvaller.
Al waren het slechts enkele Bedoeïnen
met wat trage kamelen op de oever, een
verroest scheepswrak uit de Tweede
Wereldoorlog, een zwarte, piepende bag
germolen of de vreedzaam schommelen
de tonnen en bakens, het was alles
Langs het Suezkanaal (Illustratie: Th. Wertenbroek)
27