Kakkerlakken aan boord van een KPM-schip Ode aan Tjalie Robinson Gij Indische schrijver van Jakarta 's leven op straat van Tjies en Tjoek van Ik en Bentiet van de Piekerans en hoeveel meer; maar het belangrijkste voor mij: Door U zou het schip uit Indië hier niet om niets landen. Door U zou de Indische vlam in Holland blijven branden. Huib Hommerson Als er één dier of insekt is dat alle ijstij den getrotseerd heeft en waarschijnlijk eerder op onze wereldbol voorkwam dan de primitieve voorouders van de homo erectus, dan is dat wel de vieze kakkerlak. Over het ontstaan van de kakkerlak en op welke locatie dat geschiedde, is helaas niets met zekerheid bekend. Wel weten we dat dit bijna griezelige, op harige poten rondsluipende insekt, weken, zo niet maanden zonder voedsel en zoet water kan leven en dat deze insekten aan boord van onder andere in zee drijvende klappernoten, grote oce aanreizen hebben gemaakt. Heersende winden en zeestromingen bepaalden waar poten aan land werden gezet. Aldus werden al of niet in hutkoffers, kratten, kisten en balen en op in zee drij vende klappernoten, de vijf continenten van onze aardbol door kakkerlakken bevolkt. We komen thans kakkerlakken tegen in onder andere Alaska, op IJsland, op Vuurland en in Patagonië, op de He d'Amsterdam en in Noord-Mongolië. Zelfs op Urk en op Schokland werden deze insekten reeds vér voor het einde van de vorige eeuw gesignaleerd. Persoonlijk heb ik wel eens aan boord - en dit even ertussendoor - twee gevan gen kakkerlakken in gave staat in een leeg en brandschoon jampotje gestopt en hen het ontsnappen belet door een geperforeerd dekseltje, stevig op het potje te draaien. Toevoer van verse lucht was aldus verzekerd. Pohon-Linde moet toegeven dat het een wreed experiment was, maar om een lang verhaal kort te houden, de twee kak kerlakken hebben het toen zo'n drie maanden uitgehouden, waarbij de langst levende zijn leven nog een paar weken wist te redden door eetbare delen van het vermagerde karkas van z'n reeds overle den lotgenoot op te peuzelen. Op haast elke kapal-KPM zaten meestal hele horden kakkerlakken en als men daar niets aan deed, dan zag je die loe ders onder andere in de soep, in de nassi, in de gehaktballen en uiteraard ook in de messroom, de hutten en het toilet. Op één zo'n KPM-stomer op de lijndienst Kota Radja, Poeloe Nias, Emmahaven (Padang) en Tandjong Priok, liep het de spuigaten uit en het hoofd van de civiele dienst te Batavia sommeerde de kapitein van dat schip om het kakkerlakkenpro bleem grondig aan te pakken. De gezagvoerder werd drie maanden de tijd gegund om de kakkerlakkenpopulatie binnen aanvaardbare perken terug te dringen. Zo niet... dan volgde op staande voet de zak! Deze kapitein nu, die op zee altijd op klètèks placht te lopen en die in het levensonderhoud van een vrouw en kroost voorzag, had inderdaad de zaak onder leiding van zijn hofmeester en diens kokki, djongossen en toppassen*), ietwat laten versloffen. Maar nu was hij toch goed geschrokken en nam rigoureu ze maatregelen. 'ledereen', zo sprak hij streng zijn voltallig aangetreden bemanning toe, 'dient vanaf heden, elke dag tussen zeven en acht uur 's morgens (als hij zelf in zijn hut van een koppi toebroek zat te genie ten), mij twaalf aan een sapoelidistokje geregen kakkerlakken te brengen. Degene die hier in faalt, krijgt een lel van mij om beide oren die toegediend zal worden met één van mijn klètèks.' Welnu dat hielp! Elke ochtend vroeg stonden de mensen braaf in de rij voor de hut van de gezag voerder met een sapoelidistokje in de hand met daaraan twaalf dode kakkerlak ken geregen. De kapitein telde het aantal kakkerlakken hoogst nauwkeurig, riste daarna de insekten met zijn pennemesje eraf en zei dan: 'Volgende patiënt.' En dat ging zo week in, week uit, door. Totdat na zo'n twee maanden - het schip lag weer eens in Emmahaven lading te lossen - de waterklerk van het KPM- agentschap de kapitein verwittigde van het vreemde feit, dat leden van zijn bemanning regelmatig op de pasar van Padang gesignaleerd werden bij het kopen van zakjes vol met dode kakker lakken. Dit was uiteraard een hoogst curieuze zaak en terstond liet de gezagvoerder de serang bij zich ontbieden om ophelde ring te vragen. De reeds in het vak vergrijsde Menadonese bootsman, die het klappen van de zweep aan boord van een KPM-er goed kende, gaf op de vraag een tactisch antwoord: 'Toean kaptèn, minta djangan marah. Maar als alle kakkerlakken zijn op, dan misschien op is op? En wij takoet voor dapat poekoel met klètèk, dan maar beter tjoba op pasar oeroes tjoekoep kakkerlak yang soeda ada mati. Toppas: de scheepsgezel die de dienstgangen, de toiletten en de lampen glazen (van de petroleumlampen) diende schoon te houden. 'Heer kapitein, wordt a.u.b. niet ver toornd op mij. Maar als alle kakkerlakken zijn uitgeroeid, dan geldt toch: op is op? En omdat wij bevreesd waren voor een klap op ons hoofd met uw houten slipper, dachten wij er goed aan te doen om te zorgen dat wij op de pasar voldoende dode kakkerlakken konden inkopen...' Pohon-Linde 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 21