Kementrian Perididikan. Toko Tjijoda was er ook in Batavia; Toko Aurora heette hier Toko De Zon. Toen ik voor de tekenles op school een tube ultramarijnblauw van Talens moest heb ben, ging ik naar Tjijoda. Zoals bekend kunnen Japanners, in tegenstelling tot Chinezen, de letter T niet uitspreken. In plaats daarvan zeggen zij 'r'. Dus na veel gestotter van: 'urtramarijn brau fan tarens' kreeg ik het gevraagde. Op Oudejaarsavond ook hier vuurwerk alom. Een bijkomend verschijnsel waren de rondtrekkende ronzebons-orkesten. Met blaas- en slaginstrumenten werd een soort ketelmuziek ten gehore gebracht. In de melodieën was soms een persiflage van het 'Wien Nêerlands bloed' te her kennen. Mijn pleegvader lag altijd met hen overhoop als het tijd was om af te rekenen. 'Bagi rata-rata' (gelijk verdelen) zei hij dan aan degene die hij een vergoe ding voor bewezen diensten gaf. Toch kwam dan weer een tweede en soms een derde om geld vragen met de smoes dat hij tot een ander gezelschap behoorde. Door de familie Van Daalen Meyer kwam ik in aanraking met de padvinderij. Een zoon was hopman bij de Verkenners. Ons clubhuis stond op de hoek van Koningsplein-Zuid en de Steenbrekersweg, dit weggetje leidde naar het BVC-terrein. Elke zaterdagmid dag kwamen wij bijeen voor sport en spel. Soms was er kampvuur. Bruin-Blauw was een gemengde groep, die voor meer dan de helft uit Indonesische jongens bestond. Schuin tegenover ons clubhuis stond de studio van BRV (Bataviasche Radio Vereniging). Van hieruit werd elke week een padvindersuurtje de ether inge zonden door Arendsoog. In 1940 zou mijn pleegvader 50 jaar wor den en op die leeftijd werd je in Indië gepensioneerd. Het was zijn ideaal om dan in de goenoeng te gaan wonen in een huisje met een groenten- en vruch- tentuin en wat kippen. Hij had zijn oog laten vallen op een stukje grond van een Inheemse politiefunctionaris aan het meer van Lido te Tjigombong. Dit ligt aan de grote weg van Buitenzorg naar Soekaboemi, dus bij Tjiawi rechtsaf. Omdat Europeanen geen grond konden kopen van autochtonen is bij deze trans actie Sasmita als tussenpersoon opgetre den. Wij hadden nu dus - in 1939 - een prima vakantieoord. Boven onze hoofden schreeuwden de bètèts, een soort dwergpapegaaien. Als de schemering inviel kregen wij een gratis concert van de tonggèrèts in onze ramboetanboom. Dit zijn cicaden (niet op z'n Indonesisch uitspreken s.v.p.), die een snerpend geluid voortbrengen door hun vleugels tegen elkaar te wrijven. Onze toekang kebon, Hasan, was een echt manusje van alles. Hij deed ook werk in huis en alle andere voorkomende karweitjes. Zo maakte hij een bamboevlot voor ons. Indonesiërs bewegen zo'n gètèk voort door met een spaan te wrik ken; voor bomen was het meer te diep. Wij lieten echter twee peddels maken zoals bij het kanoën gebruikt wordt. Behalve Lido lag er nog een bedrijf aan het Sitoe Perak dat ook bungalows en kano's verhuurde, genaamd Klein Zwitserland. Lido had een karakteristieke uitkijktoren en verder een zwembad. In die tijd bestonden er nog geen postco des, ons huis had zelfs geen officieel adres of huisnummer. Een brief geadres seerd aan: Toean Vorenkamp, roemah dibawah pohon ramboetan' kwam altijd feilloos terecht. Wij hadden dus een ram boetanboom en wel van een speciaal soort: ramboetan goendoel (kaal), ook wel ramboetan kepoelasan genoemd. Nadat Hasan een kandang ayam had gebouwd en gevuld met kampongkippen hadden wij ook elke dag ons vers eitje. In het begin hadden wij nog geen elektri citeit en waren wij voor onze verlichting aangewezen op een lampoe tèmpèl. Al gauw hebben wij een aansluiting op het elektriciteitsnet aangevraagd. Het Sitoe Perak is zeer grillig van vorm met talloze inhammen waarin riviertjes uitmonden. Aan één zo'n uitloper, het Sitoe Tjiletoe, lag een kampeerterrein van de padvinderij. Als Bruin-Blauw hier in de vakanties kwam kamperen hadden wij veel lol op het meer en in het zwembad van Lido. Dan voeren wij met een bam boevlot naar de trap van Lido en konden zo het zwembad bereiken zonder entree te betalen. In mei 1940 veranderde alles drastisch. Ik had net eindexamen lagere school gedaan en zou naar de HBS gaan. Dat werd de CMS op de Oranjeboulevard tegenover het CBZ. Toen kwam op 10 mei het bericht van de Duitse inval in Nederland. In het begin was iedereen bedrukt, maar het leven ging door. Men was ervan overtuigd dat wij de dans zouden ontspringen, want KNIL en marine stonden paraat. In oktober 1940 werd de heer Vorenkamp gepensioneerd, hij is toen freelance, zoals dat tegenwoordig heet, als verzekeringsagent gaan werken. Ons huishouden in de Jogjaweg hebben wij opgedoekt en zijn weer in het Stationshotel gaan wonen. Alleen de auto en de chauffeur hielden wij aan. Intussen kwam de oorlog steeds dichter bij en begon Japan zich sterk te maken voor de 'welvaartssfeer in Groter Zuidoost Azië'. De Indonesische jongens van Bruin- Blauw hadden het onder elkaar erover: 'Als de oorlog hier komt moeten wij vech ten.' Toen zij merkten, dat ik erbij stond, hielden zij beschaamd hun mond. Dus het was duidelijk dat zij niet tegen de Japanners zouden vechten. Inmiddels was het KNIL begonnen een inheemse militie uit de grond te stampen, die dus verondersteld werd wel tegen de Jappen te vechten. Toen mijn overgang naar de 2de klas HBS voor de deur stond werd besloten definitief naar Tjigombong te verhuizen. Ik ging dan in Buitenzorg op school, op NGS (Notaris de Graaf Stichting) en ik moest elke dag met de trein heen en weer. Toen begin december 1941 de Amerikanen hun 'day of infamy' beleef den en de Jappen hun 'schitterende over winning' bij Pearl Harbour behaalden, bevonden wij ons toevallig in Batavia. Om te voorkomen dat onze auto gecon- fisceerd zou worden, besloot mijn pleeg vader aan de oproep te voldoen om auto's aan het KNIL te leveren. De heer Borger keurde alle wagens en was opge togen over de onze. In feite was hij zo enthousiast dat hij de chauffeur, onze trouwe Sasmita, er meteen bij wilde heb ben. Tenslotte had het KNIL niets aan alleen auto's. Mijn pleegvader heeft 500,- gekregen voor de Chevrolet inclu sief chauffeur. Wij waren echter nauwe lijks terug in het Stationshotel, dat een straat verder lag, of Sasmita meldde zich weer. Hij voelde er niets voor zijn leven te wagen in een strijd, die reeds van tevoren beslist leek. Na een definitief afscheid ging hij terug naar zijn sawahs. Vóór Kerstmis waren wij voorgoed terug in Tjigombong en ging het schoolleven weer gewoon verder. Op 1 maart 1942 was alles echter afgelopen toen er geen trei nen meer reden. Aan de komst van de Jappen, waarbij wij gerampokt werden en de kamptijd, wil ik voorbijgaan, met deze aantekeningen: Nog één keer zijn wij in Batavia in het Stationshotel geweest; onze pelayan daar was in tranen, want zijn zoon was tegen de Jappen gesneuveld. Ook viel het mij op dat toen er door de radio de namen omgeroepen werden van gesneuvelden en vermisten er een einde loze rij volgde met als legeronderdeel: Legioen van de Mangkoenegoro. Deze Javaanse vorst vocht mee aan de kant van het KNIL. Na een paar maanden werd de heer Vorenkamp in Gedoeng Badak bij Buitenzorg, dat nu Bogor heet, geïnter neerd. Vóór Kerstmis 1942 waren mijn pleeg moeder, nicht en ik aan de beurt. Eerst kwamen wij in Kareës in Bandung terecht. Ongeveer een jaar later werden alle jongens van 15 jaar en ouder overge bracht naar een mannenkamp. Zo kwam ik terecht in het latere zogenaamde pro- minentenkamp Baros V in Tjimahi. 27

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 27