Een hommage aan 'Pradjiman'
Tijdens de bersiap-periode kruisten Pradjiman en ik eikaars wegen. Hij als
mijn kampcommandant van het marinekamp in Malang. Pradjiman was één
van de leerlingen geweest van de openbare mulo, werd politie-inspecteur en
de Indonesische overheid wees hem aan om de Nederlandse gevangenen te
beschermen tegen de ploppers buiten het kamp.
Na mijn ervaringen in Jappenkampen
was het marinekamp een eldorado. Toen
ik vanuit de gevangenis Lowokwaroe via
het Katholieke Ziekenhuis Sawahan,
waar ik met dysentrie was opgenomen,
het marinekamp binnen kwam, viel het
mij bij mijn aankomst op, dat ik in het
Nederlands werd aangesproken.
Pradjiman, een wat gezette man met een
olijk uiterlijk, gaf mij de informatie die je
als gevangene nodig had om in dit kamp
je weg te vinden. Het marinekamp was
een gemengd kamp, bestaande uit vrou
wen, kinderen, wat jonge en oudere man
nen en natuurlijk jongens van mijn leef
tijd. Door de humane opstelling van de
kampcommandant ten opzichte van ons
allen, kan je spreken over een gezellige
tijd in een moeilijke periode. Immers wij
waren gevangenen en wanneer was de
oorlog, in dit geval een revolutie, nu ein
delijk afgelopen. Vele moeders misten
hun mannen reeds jaren en hadden zon
der financiële steun het toch maar voor
elkaar moeten brengen. Helemaal zorge
loos was de stemming niet, maar wel
naar mijn mening veel beter dan in de
Japanse kampen. Pradjiman heeft veel
bijgedragen om ons zoveel mogelijk over
al mee bij te staan. Zo kon hij bijzonder
goed samenwerken met de keukenleiding
waar de dames Edwards van Muyen en
Banning de scepter zwaaiden, bijgestaan
door een team van jongeren. Zo werd ik
aangewezen om met Joop Plug de rijst-
stomers te bedienen, een ervaring die wij
beiden hadden opgedaan in het
Jappenkamp. Verder was er een goede
samenwerking tussen de kampleiding,
bestaande uit de heren Van Kempen en
Plug, die met Pradjiman een goed trio
vormden. Ondanks de vele griezelverha
len over de bersiap, die wij allemaal ken
nen, was in het kamp niets te merken. Zo
wandelde Tom Flohr, een tandarts-assis
tent, elke dag zonder bewaking naar het
Sawahan-Ziekenhuis vlak om de hoek,
om mevrouw Dankmeyer Dumas (onze
tandarts) bij te staan. Persoonlijk heb ik
wel eens deelgenomen aan een corvee in
het Sawahan-Ziekenhuis, waar wij zonder
bewaking naar toe wandelden. Ten
opzichte van de Japanse periode leek dit
een sprookje. Ook onze begrafenisploeg,
die geregeld onder leiding van de heer
Halewijn naar de vrouwenwijk moest om
een dode helemaal naar de begraafplaats
Soekoen te brengen, had van de bewa
king, bestaande uit één politie-agent,
geen problemen. Altijd werd door toean
agent toegestaan om onderweg bij een
warong te stoppen en snoepwaar te
kopen. De grobak met kist parkeerden wij
aan de kant van de weg en deden ons
tegoed aan allerlei lekkernijen, ondanks
dat wij in het kamp een redelijke goede
voeding hadden en zelfs op eigen kosten
bestellingen buiten het kamp mochten
doen via de keuken. Ook dit regelde
Pradjiman. Het ging er allemaal gemoe
delijk aan toe. Ook de bevolking in
Malang, die wij onderweg tegenkwamen,
was zeker niet vijandig. In de eerste
maanden van 1946 werden de ex-
POW'ers geëvacueerd via Solo naar
Semarang en bij dit eerste contingent
behoorde ook ik. Ruim zes maanden heb
ik in het marinekamp door gebracht en
heb er nog altijd goede herinneringen
aan. Hoewel het mij bekend is dat er ook
slechte kampen waren in de bersiaptijd,
hebben wij in het marinekamp dank zij
toean Pradjiman een zeer humane
behandeling ondervonden. Onbegrijpelijk
misschien, maar waar!
Later tijdens de eerste politionele actie
werd Pradjiman gevangen genomen door
onze troepen die Malang bezetten. Via de
M.P. werd onder andere verzocht om het
één en ander te vertellen over de wijze
waarop Pradjiman ons in het marinekamp
had behandeld. Voor wat hoort wat en ik
heb een goed en positief rapport
geschreven over de periode Pradjiman.
Hij is naar ik heb horen zeggen vrij gela
ten en dat heeft hij zeker verdiend.
Het is prettig om te kunnen concluderen
dat wij in de moeilijkste dagen van ons
leven nog tegenstanders hebben ontmoet
die zich humaan hebben gedragen. Er
zijn goede Japanners en Indonesiërs
geweest en die mogen best in de
Indische geschiedenis worden opgeno
men.
Ik constateer dat ik weer aan het terug
blikken ben geweest naar de achter ons
liggende jaren. Misschien is het voor de
Indische geschiedenis goed om nu eens
verhalen op papier te zetten over ons ver
trek uit Indonesië. Ook deze verhalen zijn
belangrijk voor de Indische geschiedenis.
De opbouw van een Indo-leven in een
nieuw land!
De foto straalt de gezellige sfeer uit die in
het kamp leefde.
Ons voetbalelftal met toean Pradjiman in
het midden.
Van links naar rechts staande:
Jan Madrasz, Louis Spijker, Paul Danset,
dhr Plug, Pradjiman, Harry Bolaan,
Theo Kappers en Joop Plug.
Knielend:
Louis Falkenberg, Schardijn,
Max Tieleman, Tom Flohr en Boy
Merckelbach.
Theo Kappers
32