W0/EMW
vaak lange tochten naar de pasar waarbij
zij hun koopwaar op het hoofd dragen.
En mocht het spoeltje hen eens uit de
handen vallen, dan rapen zij het met de
voeten van de grond op zonder dat ze
ook maar iets van de koopwaar van het
hoofd hoeven te nemen. Dat is een waar
lijk kunststuk.
Het eigenlijke verven.
De draad wordt nu getwijnd en het garen
in lange strengen gewonden.
Het is nu klaar om geverfd te worden.
Twee kleuren zijn de meest gebruikelijke:
indigoblauw in alle nuances van licht
blauw tot bijna zwart, en roodbruin, de
kleur van de Brabantse dodekop.
De derde kleur is het wit van de onge
kleurde garens.
De blauwe verfstof komt van de indigo-
plant, de tarung. Het is een klein plantje
dat overal in de kampong groeit en door
dit plantje met water en kalk te laten gis
ten wordt de verf verkregen. Men kleurt
nu de garens door ze in aarden potten
met deze kleurstof onder te dompelen.
Door de duur ervan te variëren verkrijgt
men een lichte of donkere kleur blauw.
Overdag worden de garens over een stok
te drogen gehangen. De roodbruine kleur
wordt geleverd door de bast van een
boom, de kerore, fijn te wrijven en met
water te mengen. Ook hier geeft een
korte of langere onderdompeling van de
garens de kleurschakering.
Om nu een patroon aan te brengen wor
den de garens, die straks als schering
aan het weefraam zullen zitten eerst op
een ikat raam aangebracht. Dan worden
de partijen die niet geverfd mogen wor
den met bladlinten vast omwonden.
Deze gedeelten blijven dan ongekleurd.
Dit binden heet ikat. Na de eerste kleur
wordt de ikat losgemaakt en elders
opnieuw aangebracht om de nu nog
SKMwewiÊit
Patronen zijn een stameigendom.
De kain
Tenslotte het weven zelf. Het weefraam
kent eigenlijk alleen een boven- en een
onderbalk. De bovenbalk wordt vastge
zet. De onderbalk is aan beide uiteinden
verbonden met een zeel waar de weef
ster met de rug tegen aan leunt om
zodoende het weefsel strak te houden.
Het weven zelf gebeurt op de gebruikelij
ke wijze. Het resultaat is een lap stof die
dus nog open geknipt moet worden.
De duur van de arbeid van kapas tot kain
vergt jaren en een kain gaat vaak een
mensenleven mee. De afmetingen ver
schillen. De meeste kains worden
gebruikt als sarong voor vrouwen of lipa
voor mannen. De breedte is ongeveer 75
centimeter. De kain voor vrouwen is over
het algemeen mooier bewerkt dan die
van de mannen, die vooral uit parallele
strepen bestaat.
Kains worden door rijkere mensen en
vreemdelingen aangekocht en als wand
of tafelkleed gebruikt. Maar in principe
werden kains niet verkocht en kostte het
moeite om eraan te komen. Slechts wie in
geldnood zit verkoopt ze.
De Floreskains hebben een rustig geo
metrisch patroon in gedempte kleuren dat
in het begin vaak minder aanspreekt dan
de veel levendiger kains met dierorna-
mentiek zoals die op Sumba worden
gemaakt of de in heldere kleuren geverf
de kains van Savu en Roti.
De kains van Flores hebben echter een
grotere distinctie. Op Flores zelf staan de
kains uit Sikka aan de zuidkust in het
hoogste aanzien.
ongekleurde delen een tweede kleur te
geven. Hierbij moeten voor het verven
steeds de strengen van het ikatraam
afgenomen worden en er later weer
opnieuw op aangebracht worden.
De grote kunst is nu dat de draden bij dit
telkens wisselen onderling niet van plaats
verschuiven waardoor het patroon verte
kend zou worden. Op Flores is alleen het
schering patroon gebruikelijk.
Elders wordt het patroon op de inslag
aangebracht en op enkele plaatsen op
Bali worden schering en inslag volgens
een patroon gekleurd. De patronen zijn
traditioneel. Daardoor kan men onmid
dellijk zien waar de kain vandaan komt.
Het is net zoals bij de schotse ruit.
57