Een leeg graf
op Ambon
i
l
li
4
door W. Buijze
Naar de Molukken werden al in de VOC-
tijd mensen verbannen, waarvan men de
aanwezigheid elders ongewenst achtte.
Een van de eersten was de door Batavia
in de steek gelaten Frederik Coyett
(16157-1687), die werd 'gedoemt in eeu
wige gevangenisse op 't Eylant Ay in
Banda zijn leven te moeten eindigen'.
Deze oud-gouverneur van Formosa werd
tot zondebok gemaakt voor de val van
het fort 'Zeelandia bij Tayouwan op
Formosa' in 1662. Hij stierf er niet, want
dertien jaar later keerde hij naar
Nederland terug als commandeur met
de retourvloot.
In het begin van die eeuw kon men vele
Indonesische hoogwaardigheidsbekle
ders op Ambon tegenkomen. Sultan Badr
Eddin van Palembang bijvoorbeeld en de
door Daendels verbannen sultan van
Bantam. Zij leefden allen in de schaduw
van het residentiehuis. Ambon was welis
waar geen Boven-Digoel, maar men was
er niet vrij. Algemeen is bekend dat
Mohammed Hatta en Soetan Sjahrir in
onze eeuwjaren lang gedwongen op
Banda-Neira verbleven. Nadat Indonesië
onafhankelijk was geworden ging de
regering voort op de oude weg om men
sen naar een eiland in de Molukken te
verbannen; nu vooral naar Boeroe. Alleen
geschiedde dat in veel groter aantallen
dan daarvoor ooit het geval was geweest.
In de 19e eeuw was Ambon, naast o.a.
Makassar, Menado en Ternate, een
geliefd ballingsoord om lastige lieden op
te bergen. De Engelsen toonden zich tij
dens hun bewind van 1811 tot 1816,
geen haar beter dan de Nederlanders. In
1813 creëerden zij op politieke gronden
ten koste van het vorstendom Djokja -
door afsplitsing - een nieuw staatje onder
leiding van Pangéran Natakoesoema, die
als Pakoe Alam I de geschiedenis in zou
gaan. Bij sultan Hamengkoe Boewono II
van Djokja (17547-1828) - ook wel sultan
Sepoeh genoemd - viel dit niet in goede
aarde. Hij verzette zich actief en werd
voor straf verbannen naar Penang voor
de kust van Malakka. Later kwam hij in
Batavia in hechtenis en in 1824 treft
Gouverneur-Generaal van der Capellen
hem tijdens een inspectiereis op Ambon
aan. Hij zegde deze zéér anti-Engels-
»-■*<
De entré tot het terrein met de graven van Pakoe Boewono VI en van zijn vrouw, foto C.J. Heij
gezinde Sultan toe, dat hij zijn verbanning
zou beëindigen op het ogenblik dat hij als
G.G. zou aftreden en naar Nederland
terug zou keren. Aldus geschiedde. In
1826 wordt Hamenkoe Boewono II - mid
den in de Java-oorlog - zelfs nog in zijn
oude functie hersteld.
De Java-Oorlog
In 1755 werd de derde Javaanse succes
sie-oorlog besloten met het verdrag van
Ganti, waarbij het rijk van Mataram werd
verkleind en opgesplitst. De Soenan
behield een Solo's gebied, terwijl een
Djokja's deel gevormd werd onder een
sultan, die zich Hamengkoe Boewono I
liet noemen. In 1757 kwam daar nog een
afsplitsing bij, door de toewijzing van een
deel van het Solo's gebied aan een vorst
die zich Mangkoe Negoro noemde. Over
de Engelse afsplitsing uit 1813 waarbij de
Pakoe Alaman werd gevormd schreef ik
hierboven al.*)
Het lag natuurlijk voor de hand dat de vier
vorsten, zonder elkaar nu direct naar het
leven te staan, in elk geval elkander niet
zonder grote argwaan bekeken.
Zo was de situatie in 1825. We slaan
maar even een stukje geschiedenis over.
Sultan Hamengkoe Boewono IV had
tegen de verwachting in en onder druk
van het Nederlandse gouvernement een
neefje tot zijn opvolger benoemd. Omdat
dit wel erg jonge ventje als het ware nog
in 'tjelana monjet' rondliep, werd hij toe
vertrouwd aan Pangéran Ario
Mankoeboemi en de Raden Agoeng.
Prins Anto Wirio Dipo Negoro (1785-
1855) voelde zich gepasseerd. Hij was
zeer verbolgen, want Allah had hem aan
gezegd dat hij sultan zou worden. Hij had
altijd al gevonden dat Hamengkoe
Boewono IV veel te veel op de hand van
de Nederlanders was geweest. Dipo
Negoro kwam in 1825 in opstand. De
Java-oorlog, die tot 1850 zou duren, werd
nu een feit.
In dit conflict koos de toen pas 18-jarige
Soenan Pakoe Boewono VI de kant van
de Nederlanders. Wellicht deed hij dit in
de hoop zo weer zeggenschap te verkrij
gen over het Djokjase deel van het oude
rijk van Mataram. Ook de Mangkoe
Negoro schaarde zijn legioen naast de
barisan van de Soesoehoenan aan de
zijde van het gouvernement. Vijfjaar
duurde deze mensen en geld verslinden
de oorlog.
Dipo Negoro verzocht in 1830 om een
onderhoud met generaal De Koek, die
zich te Magelang bevond. Na veel pala
vers, bleek de Pangéran onverzoenlijk.
Ondanks dat hij een vrijgeleide had werd
deze gearresteerd en ten slotte naar
Makassar verbannen. Zie hiervoor ook
het artikel 'De Overgave Van Dipo
Negoro, geschilderd door Raden Saleh'
door C. De Jong in Moesson van 15
maart 1996 (pagina 23-24).
Sicco Roorda van Eysinga (1825-1887) -
een geestverwant van Multatuli - schrijft
in 1860 in het Bataviaas Nieuwsblad
daarover: '...onze zedelijke invloed heeft
een bijna onherstelbare knak gekregen,
door de schandelijke trouweloosheid
waarmede wij Dipo Negoro hebben
gevangen genomen.' Multatuli uit zich in
datzelfde jaar in dezelfde geest.
Pakoe Boewono VI
Nog erger is, dat het Nederlandse gou
vernement daarna de Javaanse adel
bedroog, die haar tijdens de Java-oorlog
steeds trouw was geweest. Als dank voor
de hulp in die oorlog onttrok zij aan de
68