Bericht uit de Molukken O Qmlng Session Dewi 'Kinderen dromen van kinderen. - Mr. Lodewijk de Vries, Ambon, februari 1992 temeer toen die luitenant er een keer niet was en zij en ik gezellig samen op het bankje naast de voordeur zaten. Gewoon netjes en jammer genoeg zonder geflik flooi. Dat die schoonheid toen niet zo toe schietelijk was, kon me niet ontmoedigen. Logisch, want als je ziet hoe lang en aanstellerig sommige vrouwtjesvogels een andere kant op blijven kijken bij het baltsen van een mannetjesvogel, kun je wel nagaan dat het allemaal bij het spel letje hoort. Gewoon doorgaan met koeren en vleugelklapperen dus. Helaas kwam op het kritieke moment dat ik de zitaf- stand tussen mij en mijn idool nog wat wilde verkleinen de luitenant in zijn jeep aanrazen. Die kerel stopte daar voor het huis in een grote stofwolk en met veel gepiep van remmen. En de platte pet schuin op de kop, natuurlijk. Voor mij was het meteen bekeken. De schoonheid zag mij niet meer zitten en troonde de luite nant kirrend mee naar binnen. Om misse lijk van te worden. Ik heb toen op dat bankje zitten dubben: het strijdtoneel verlaten, of voor de aanval kiezen en met opgestoken veren achter hen aan naar binnen stormen. Maar de keus was niet aan mij, want opeens stak de schoonheid haar onwaarschijnlijk mooie hoofd buiten de deur en vroeg een beetje ongeduldig: 'Kom je nou nog binnen of niet? Ma heeft tjendol gemaakt. Als je niet opschiet is alles op.' Ik naar binnen. Wat een ellen de. Die twee zaten naast elkaar als tortel duifjes. En moederduif er maar omheen fladderen en het liefdesvuurtje opstoken, die zag haar dochter al met een officier voor het altaar staan. Gelukkig kon die kerel toen niet zo lang blijven. Hij moest naar een belangrijke bijeenkomst en nam tot mijn opluchting al vlug afscheid van de schoonheid en haar moeder. Voor mij had hij een kort militair knikje over toen hij naar zijn jeep marcheerde. Die twee vrou wen mee, om hem na te wuiven. Maar toen gebeurde het, de jeep zweeg in alle talen. Om het kort te houden: de luitenant haalde een ander voertuig op om dat vehikel van hem aan te slepen en gaf mij opdracht om aan het stuur van de jeep te gaan zitten. Hoe lang de sleeptocht pre cies heeft geduurd weet ik niet meer, wèl dat we al rondjes draaiend zo'n acht of negen keer langs de belangstellend toekijkende vrouwen waren gesjeesd, alvorens de luitenant het opgaf. De jeep bleef zwijgen. Doodmoe was ik van het op de weg houden van dat kreng, ik had de blaren in mijn handen van het ontwij ken van al die bomen langs de weg. Misschien heeft toen meegespeeld dat ik weinig rijervaring had en het pas de derde keer was dat ik zelf mocht sturen. De eerste keer was voor de oorlog in de oude Dodge Senior van pa, die in een van de stallen achter ons huis in Solo op de sloper stond te wachten. In dat verhi- kel heb ik alleen maar gesimuleerde ritjes gemaakt, net als op een home-trainer. De tweede keer was na de oorlog bij een clandestiene rijles in een oude Engelse Rode Kruisbak, die een vriendje van mij weer van een ander vriendje had geleend. Tijdens dat ritje in de buurt van Tjioemboeloeit wilde dat ding maar niet trekken, zelfs plankgas heuvelaf ging het stapvoets. Toen we na een kwartiertje sukkelen en schelden stopten en van achter onder de bak doorkeken, konden we een vurige ring zien oplichten. Verge ten van de handrem af te zetten. Terug naar die vergeefse sleeprit. Die lui tenant was zo chagrijnig als de pest, maar gelukkig bleef hij netjes en boorde hij mij ten overstaan van die twee vrou wen niet in de grond. Wel zei hij dat het handiger was geweest als ik het contact had omgedraaid, want dan was de motor van die jeep ongetwijfeld aangeslagen. Op zo'n moment ga je natuurlijk af als een gieter. Vooral als je probeert om met opgeheven hoofd het veld te ruimen en dan over de sleepkabel struikelt en je hoofd tegen de bumper stoot. Vechtpet op de grond, een buil als een salak op het voorhoofd en weg laatste restje zelf respect. Laat maar, die tjendol leek toch nergens op. Leek wel geitemelk, en veel te tjemplang. Dat rotbankje naast de voordeur was trouwens helemaal brand hout. Als je daar een kwartiertje op had gezeten, had je de afdrukken van de lat ten nog dagen in je achterwerk zitten. Ik gun een ander echt wel wat, maar het deed me toch wel een beetje goed dat het niks werd tussen de schoonheid en die luitenant. Hij werd gedumpt voor een splinternieuwe KL'er, wiens vader eige naar was van een grote manufactu renwinkel. Zo ongeveer van het formaat Bijenkorf, beweerde hij. Daar zat dus een heleboel toekomstmuziek in voor die schoonheid en haar moeder. Jammer voor haar bleek later dat die ouwe heer in Holland een mobiele uitdrager was. Een gewone toekang rombèng dus, maar dan met een driewielige bakfiets in plaats van een pikolan. Wat men in verkeringstijd allemaal uitkraamt is niet altijd waar. Voor al uw parties en reünies Sophisticated dansmuziek en gitaarballads DANSCOMBO J.A.(Fons) Phefferkorn Barnsteenhorst 51, 2592 EB Den Haag, tel.: 070 - 347 39 35 of 070 - 354 99 05 door Kees Heij Een hele tijd ging het goed op kantoor. Dewi mijn nieuwe secretaresse had een rooster aan de deur van het kantoor gehangen met daarop de tijden dat ze geen colleges had. Studenten en docen ten konden in die periode bij haar boeken lenen en via haar allerlei zaken regelen. Bovendien was hierdoor de drempel naar het kantor Belanda niet zo hoog. Verder deed ze eenvoudige werkzaamheden voor ons. Na enkele maanden kwam ze minder fre quent en op een gegeven moment kwam ze helemaal niet meer. Toen ik haar eens opzocht, zei ze dat ze malaria had. Ik bood aan de dokter te betalen en wilde haar haar salaris alvast geven. Dat was niet nodig, want ze had niet gewerkt. Na veel aandringen nam ze het toch aan. Bij een volgende ontmoeting bleek ze nog steeds ziek te zijn. Langs mijn neus weg vroeg ik of ze een vriendje had, maar dat was niet zo. Het viel me op dat ze wel een opgeblazen gezicht had gekregen en dat ze er minder aantrekkelijk uit zag, maar ja, we hebben allemaal wel eens wat en malaria moetje niet uitvlakken. Ze beloofde dat ze in geval van ziekte bij me zou komen. Ten slotte kenden we haar al jaren en ging ons personeel goed met haar om. Ik nam me voor haar nog een keer te bezoeken en haar te vragen of ik naar een andere secretaresse moest uit zien. Helaas is daar niets van gekomen. Toen we op een dag van een tocht thuis kwamen, kwamen onze meisjes ons in paniek tegemoet. Dewi was dood. In het ziekenhuis hoorden we dat ze zich door een vrouwtje uit de kampong had laten aborteren en dat ze aan tetanus overle den was. Ze zag er vreselijk uit. Men had haar volgespoten met formaline, omdat ze naar Java vervoerd moest worden om daar begraven te worden. Ze droeg een witte trouwjapon, haar laatste wens. Later hoorden we dat een dokter driehon derd gulden voor de abortus gevraagd had en dat ze dat geld niet bij elkaar had kunnen krijgen. Hoe ze aan die dure trouwjapon gekomen is, zullen we wel nooit te weten komen. Wel weten we nu 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 12