Vincent Mahieu: Portret van de kunstenaar als buitenstaander door Ethel Portnoy 31 OxfordinAsja Drie bijzondere evenementen blijven me van de laatste Pasar Malam Besar in Den Haag bij. Natuurlijk het recital van Wibi Soerjadi, dan als een verrassing de kennismaking met het zangtalent van Alit Djajasoebrata. Heb ik haar zo lang als ik haar ken altijd alleen gezien als de knappe conservatrice en cultuur kenner van het Volkenkundig Museum Rotterdam, nu hoorde ik over wat en prachtige stem zij beschikt. Ik kom er later nog op terug. Ten slotte de lezing door de Amerikaanse schrijfster Ethel Portnoy van Vincent Ma hie u's in het Engels ver taalde verhalen uit Tjies en Tjoek - The Hunt for the Heart. Met haar sterk Amerikaanse accent gaf ze in mooi Nederlands duidelijk en overtuigend haar mening en bewondering voor Vincent Mahieu/Tjalie Robinson. Haar visie was nieuw, on-Nederlands zou ik het noemen. Vincent/Tjalie heeft nog nooit een slechte kritiek gehad op zijn werk (wat absoluut nooit van invloed is geweest op de verkoopcijfers!). Ethel Portnoy's bespreking vond ik een wel kome aanvulling op wat er al over zijn boeken geschreven is. Lilian Ducelle Toch wel jammer dat er hooguit tien mensen in de zaal zaten. Goed dat Moesson er is voor degene die er wel bij hadden willen zijn, maar om bepaal de redenen verhinderd waren. In 1956 was ik in Bombay, waar ik betrokken was bij de organisatie van een congres. Af en toe kreeg ik even vrij en dan ging ik naar tweedehands boekwinkels. Ik was op zoek naar boeken van Indiase schrijvers, in India gepubli ceerd, maar wel in het Engels. Ik hoopte vooral iets te vinden van de hand van Mulk Raj Anand, een beroemde Indiase schrijver die ons eigen congres bijwoon de. Hij was de meest gerespecteerde Indiase schrijver van die tijd, zo was me verzekerd. Ik had het geluk een boek van hem te vinden, en ik kocht het. Maar wat ik ook vond, dat was een dun boekje, een novelle, een bescheiden pamflet, Swami and Friends geheten, van een zekere R.K. Narayan. Ook dat kocht ik, en omdat het zo dun was, las ik het diezelfde avond nog uit. Het drong onmiddellijk tot me door dat ik zuiver goud had gevonden. Daarna begon ik aan het boek van Mulk Raj Anand. Ik zag wel dat het een behoorlijk boek was - maar niet half zo goed. De volgende dag vroeg ik aan de mensen op het congres of ze Narayan kenden, en niemand had van hem gehoord. Ik was verbijsterd. Later, in Ahmedabad, in een ander boe kenstalletje, vond ik nog een boek van Narayan. Ook dat was een meesterwerk. Ik ging terug naar Europa en wachtte. Ook Narayan wachtte. Hij wachtte dertig jaar. Zo lang heeft het geduurd voordat hij internationale erkenning kreeg. De kleine novelle Swami and Friends was zijn eerste boek geweest - het was al in 1935 verschenen. Omstreeks 1965 begon de wereld buiten India van hem te horen; boeken van zijn hand begonnen in het buitenland te verschijnen. Ten slotte kreeg hij de roem die hij verdiende: prij zen en lidmaatschappen van academies vielen hem ten deel - maar helaas heeft hij nooit de Nobelprijs voor literatuur gekregen, terwijl hij die volgens mij echt had verdiend. In die tussentijd was Mulk Raj Anand, de Harry Mulisch van die tijd, verbleekt tot plaatselijke voetnoot. Het is mij een heimelijk genoegen om talent te ontdekken, meer schrijvers heb ben dat. En mijn vreugde is het grootst wanneer ik toevallig stuit op het feno meen dat bekend staat als 'schrijver voor schrijvers'. Zo'n schrijver was R.K. Narayan. Henry Green was er ook zo een. Nathanael West ook, en volgens mij behoort Vincent Mahieu tot dezelfde cate gorie. Er is een schrijver nodig om een schrijver te herkennen. Alleen een andere schrijver kan door de hype heen kijken, door de algemeen aanvaarde opinie van de tijd. Als je zelf schrijft, ken je alle trucs waarvan een schrijver gebruik kan maken, alle uitvluchten waarachter een schrijver zich kan verschuilen. Maar ook oprechtheid en zuiverheid kun je op slag onderscheiden. En dat is dan ook de reden waarom ik de nederige Narayan als schrijver nog steeds veel hoger aan sla dan bijvoorbeeld V.S. Naipaul, die momenteel zo in de mode is. Zo'n zuivere schrijver, een schrijver voor schrijvers, is ook Vincent Mahieu. Ook hij heeft er der tig jaar over gedaan om de verdiende erkenning te verwerven. En zal ik u eens wat vertellen: de roem is van buiten Nederland gekomen - als gewoonlijk. Mensen in Nederland hebben namelijk zelden waardering voor wat zich in hun omgeving afspeelt, het kost hun moeite hun schrijvers naar waarde te schatten, of ze laten zich door de mode verblinden. Ik vraag me trouwens toch al af hoeveel respect Nederlanders eigenlijk hebben voor hun eigen literatuur. Om taalkundige redenen is dit een geheime literatuur geworden. Nederlandse auteurs denken dat de buitenwereld Nederland ziet als een mierenkolonie; misschien vertellen een paar van die mieren elkaar wel ver haaltjes, maar hoe kan iemand dat weten? En we kunnen nog een stap verder gaan. Zelfs binnen de Nederlandse literatuur, die in het verdomhoekje van de wereld literatuur zit (of daar denkt te zitten), bestaat er een extra verdomhoekje waar heen een speciaal soort boeken wordt verbannen - namelijk humoristische boe ken. Er is absoluut geen respect voor humor in die serieuze en nuchtere Nederlandse literatuur waar alleen som bere zaken als 'belangrijk' worden beschouwd. Johnny van Doorn, Bob den Uyl, om maar een paar overleden schrij vers te noemen, of Kees van Kooten en Jules Deelder, die nog leven - geen van hen krijgt het respect dat hij verdiend. Dat geldt ook voor de Piekerans van een straatslijper van Jan Boons alter ego, Tjalie Robinson. Daarom heeft Jan Boon

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 31