Juridische bijstand of advies nodig? SCHENKHUIZEN Advocaten Indische advocaten staan u graag bij. Algemene praktijk (o.a. echtscheidingsrecht, huurrecht, straf recht, erfrecht, arbeids-/sociaal verzekeringsrecht en vreemde lingenrecht) en gespecialiseerd in WUBO-, WUV-en WlV-zaken. Bel of schrijf naar: Laan Copes van Cattenburch 137 2585 GA 's-Gravenhage tel. 070 - 346 91 36 is niet zo maar 'pang'. Het fluiten en het inslaan van een kogel wordt natuurge trouw nagebootst. (Een schot vult de kamer.) Mijn vader was een meesterverteller. Hij kon je laten lachen maar ook laten bibbe ren van angst. Ik weet nog dat we op een camping in Spanje waren. Ik was veer tien. Vader had zijn spooktrommel weer opengetrokken. In de tent waarden mys tiek en geheimzinnige geluiden. Mijn zus en ik stonden stijf van spanning. Vervelend genoeg moest ik naar het toi let. Het was elf uur in de avond. Normaal heeft Spanje altijd rustige, zwoele avon den. Toen niet. Het leek of ook de ele menten de spanning aanvoelden. Het waaide en ondanks de wind hing er een klamme nevel. Ik ritste de tent open die uitkeek op de ingang van de camping. De camping was omgeven door een twee meter hoge muur. Een wachthokje in de hoek. Een grote witte poort. Gesloten. De wind speelde met wat bladeren en papie ren. En daar... ineens zag ik hem. De witte hadji. Zo'n twintig centimeter boven de grond. Zwevend en draaiend rond zijn as. Een gedaante die ik nog nooit eerder had gezien. Gehuld in een witte pij met een kap over zijn hoofd. Onder die kle ding leken alleen botten verscholen. (De stem van Dave klinkt onheilspellend.) Panisch maakte ik de tent weer dicht. Het bleek slechts uitstel, want voor het slapen gaan was een bezoek aan het toilet ver plicht. Ik probeerde me te vermannen en zocht naar Hollandse nuchterheid en Indische branie. Ik vond geen van beide. Op commando van mijn vader dook ik de nacht in. Ik durfde niet naar de plek te kij ken waar ik de geest had gezien. Ik sprintte op blote voeten de dertig meter naar de toiletgebouwen, onderweg strui kelend over scheerlijnen. Bij het gebouw aangekomen, vluchtte ik een hokje in en liet me hijgend op de bril zakken. Plassen hoefde ik niet meer. Mijn vader was met mijn zus naar het damesgedeelte. Mijn enige zorg was tegelijk met hen weer bij de ingang aan te komen. Toen ik op adem was, hoorde ik allerlei geluiden. Geschuifel. Geritsel. En dan... een klagelijk gesteun. (Dave kreunt weerzinwekkend.) Eerst zacht, daarna harder. De witte hadji. Hij had me gevolgd, dat kon niet anders. Ik trok de deur open en vluchtte opnieuw. Gelukkig stond mijn vader voor het gebouw te wachten. Ik sprong op zijn rug de veilige haven in en stamelde dat ik de witte hadji had gehoord. Mijn vader schaterde. Achteraf bleek een hardlijvige man de dader. Maar dat is me pas later verteld. Die ervaring zal ik nooit meer vergeten. Een hoop van die typische Indische ken merken zie ik bij mijzelf terug. Die herken ning maakt me blij. Voor mij is het ook een voorwaarde om mezelf een Indo te mogen noemen. Indisch zijn is meer dan alleen een bloedband, je moetje ook Indo voelen. Ik hoef als Indo niet herkenbaar te zijn voor mijn Hollandse omgeving, maar wel voor de Indische. Vroeger waren wij hooguit vanwege het uiterlijk herkenbaar; 'Oh een Indische jon gen? Daar woont er eentje en in die straat woont er ook eentje'. Integreren was niet aan de orde. Dat had de generatie vóór ons al gedaan. Bij mijn weten heeft mijn vader ook nooit moeite gehad om te integreren. Misschien dat zijn forse postuur en lengte daaraan heb ben meegewerkt. En zijn Nederlands was goed. Herkenning is óók een van die typisch Indische kenmerken. 'Heeft u niet bij de KPM gevaren? Komt u niet uit Soerabaja?' Daarbij lijkt het alsof het antwoord er niet altijd toe doet. 'Nee, ik werk bij de Hoogovens en kom uit Semarang'. 'Ah, maar dan kent u mis schien die en die. Komt ook uit Sema rang'. Zo wordt er doorgevraagd en komt men altijd wel op een punt of onderwerp uit dat in zekere zin gemeenschappelijk of herkenbaar is. Het herkennen is daarom niet alleen letterlijk maar ook symbolisch. Denk ik. Een behoefte om iets gemeen schappelijks te delen. Tempo doeloe. Misschien dient die letterlijke herkenning alleen om contact te kunnen leggen. Om dat aanwezig geachte gemeenschappelij ke te kunnen delen. Het komt tegenwoordig zelden voor dat vanwege mijn uiterlijk wordt gevraagd naar mijn culturele achtergrond. In mijn gedragingen ben ik wèl als Indo herken baar voor mijn omgeving. Bijvoorbeeld door de manier waarop ik verhalen vertel. Tot in detail, overdreven, spannend en met geluiden. Op het werk heb ik mijn Indische afkomst wel eens gebruikt. Omdat het moest. Ik heb een aantal allochtone collega's, veel al Marokkanen. Toen ik een vergadering moest voorzitten waarin het vakantie- en verlofbeleid ter sprake kwam, merkte ik dat de Hollandse collega's ongevoelig waren voor de argumenten van de Marokkanen. Beweegredenen als het geloof (de islam), de familie en het thuis land werden niet begrepen. Bewust heb ik toen de kant van de Marokkaanse col lega's gekozen door te zeggen dat ik ook geen Nederlander ben en dat ik begrip had voor de argumenten die zij ter tafel brachten omdat mijn (Indonesische) oma ook islamitisch was. Ik vond een verblijf van drie weken in het geboorteland van mijn vader ook te kort, maar het werk liet het nu eenmaal niet toe om langer te blij ven. Die houding leverde van beide kanten begrip op. Het waren echter wel de Marokkaanse collega's die na mijn reis naar Indonesië vroegen hoe ik mijn ver blijf had ervaren. Op die momenten reali seer ik me dat mijn gemengdbloedigheid mij een bredere kijk geeft op de samenle ving en dat ik beter in staat ben om een andere cultuur te begrijpen. De drang om op de barricaden te sprin gen bij vermeend onrecht ten opzichte van buitenlanders heb ik ook in andere situaties. Als er voor mijn gevoel boude uitspraken worden gedaan die neigen naar racisme of onderdrukking. Er wordt te gemakkelijk gewezen naar buitenlan ders als zondebokken. Vanuit een luxe positie, vanuit 'het plantershuis'. Dan gebruik ik mijn Indische afkomst en sla terug door te zeggen dat ik 'een vrucht ben van driehonderd jaren koloniaal bewind'. En als er dan gesproken wordt over 'wij Hollanders' corrigeer ik dat in 'jullie Hollanders'. Daar hoor ik niet bij en wil ik niet bij horen. Ook al heb ik de oor log en de bersiap-tijd niet meegemaakt, toch denk ik te kunnen invoelen wat het is om vogelvrij te zijn. Het is mijn Hollandse bloed om in het geweer te komen en mijn Indische bloed dat mijn invoelend vermo gen vergroot. In contacten met Indische jongens heb ik het omgekeerde meegemaakt. Toen ik ze aansprak op onze gemeenschappelijke noemer antwoordden ze: 'Wij zijn Nederlanders, begin niet over dat Indisch 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 37