Zilveren Medaille Den Haag 1885 Luik 1902 Gouden Medaille Den Haag 1913 Lid der Jury, Brussel 1910 mijn achterneef aan tafel in het huis van mijn vader. 'Jij van Holland? (op een mooie, zangeri ge toon) Van wie?' 'Van Paul Bos.' 'Oh van Paultje.' Toen we binnen zaten, stroomde het zweet nog rijkelijker van mijn lichaam dan daarvoor. Typisch Hollands. Binnen een paar minuten kwam een doos met foto's tevoorschijn. Hij had wel tien foto's van mij. Op de laatste, meest recente foto was ik een jaar of vijftien, zestien. Bij Sugiri heb ik als het ware mijn vader teruggevonden. Bovendien was ik voor mijn achterneef een directe afgezant van mijn vader. Ik werd door hem eigenlijk beschouwd als mijn vader. In Nederland heb ik het emotioneel nooit op kunnen brengen zelf de eerste stap naar mijn vader te zetten. Hij moest die eerste stap doen. Ik had immers niks gedaan. Beiden zijn we daarin blijven vol harden. In Indonesië bleek mijn vader de link naar mijn Indische identiteit te zijn, naar mijn culturele achtergrond. Daar was hij niet dood. Daar leefde hij nog voor mij. In Nederland was hij de link naar ons gezin. Eerst als strenge, maar accepta bele vader. Later als de man die ons had verlaten en pijn gedaan. Tenslotte overle den, letterlijk en figuurlijk. Door in Malang te zijn geweest heb ik mijn vader kunnen behouden, ondanks de laatste vijftien jaar. Ook door wat Sugiri over hem heeft verteld, is het voor mij niet meer mogelijk om mijn vader nog uit mijn leven weg te denken. Het is niet meer: 'Sudah, laat maar.' Nu kan ik mijn dochter toch iets meegeven over haar opa. Dat is de winst. Later wil ik samen met haar naar het huis van die opa in Indonesië. Eigenlijk zou ik Sugiri erover willen schrijven, maar ik kom er niet toe. Ik heb zes halve brieven liggen. Ik wil hem nog zoveel vragen. Over het kamp in Malang en Surabaya. Ik wil hem ook zo veel vertellen. Het lukt me nog niet. Toch weet ik dat ik - al is het over tien jaar - weer net zo welkom ben. Al heb ik niets van me laten horen. Dat is ook typisch Indisch. Tijdens de reis heb ik vaak met Indonesiërs gesproken. Op hun vraag waar ik vandaan kwam, antwoordde ik dan: 'Ik ben eigenlijk ook van hier. Ik ben een Javaan.' Dan keken ze me onderzoe kend en verbaasd aan. Alsof ze het niet geloofden. Men ging er ook niet op door. Ik bleek dus niet als halfbloedverwant over te komen. Ik had mijn uiterlijk (weer) niet mee en mijn taal verraadde ook een andere afkomst. Mijn Indo-schap werd sterk in twijfel getrokken. Ik had verwacht dat ze enthousiaster zou den reageren op iemand die van de andere kant van de wereld het land van zijn vader komt bezoeken. Men vroeg ook niet waar mijn vader vandaan kwam. Dat moest ik vertellen. Weer was ik op zoek naar (h)erkenning en weer kreeg ik het niet. In Nederland niet van de Indo's en in Indonesië niet van de Indonesiërs. Dat was teleur stellend. In beide gevallen. Bij de laatste Pasar Malam Besar zat ik te kijken naar de voorbijtrekkende mensen en onwillekeurig analyseer je ze dan ook een beetje. Wat me opviel was dat de Indische mensen bleker worden. In mijn eigen familie is dat ook merkbaar. Veel van de Indische generatiegenoten van mijn vader zijn overleden. Uiteraard heb ik nog Indische neven en nichten, maar ze worden allemaal steeds bleker. Op de Pasar Malam Besar kreeg ik ook het gevoel van; dit gaat allemaal dood. De volksgroepering Indo's zal verdwijnen. Tegelijk dacht ik; dat kan niet, dat mag niet. Toch zal die ontwikkeling niet meer te stoppen zijn. Daarvoor zijn we te veel verhollandst. De eerste generatie heeft zich zo voorbeeldig aangepast en is zo soepel geïntegreerd dat de Indische iden titeit langzaam verdwijnt. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig heeft er niet alleen een cultuuromslag plaatsgehad voor de Hollandse mensen. Ook de Indische jongeren van toen zoch ten hun vertier buiten de Indische vereni gingen van hun ouders en keerden het tempoe doeloe-gebeuren de rug toe. De Indische vereniging van toen was een voortzetting van het dagelijks leven. Zoals men zich thuis gedroeg, kon men zich op de vereniging ook gedragen. Nu zou dat anders zijn, niet meer aanslui ten op het dagelijks leven. Het zouden cultuur-uitingen zijn die refereren aan je afkomst maar die niet meer overeen komen met de wijze waarop je jezelf in het dagelijks leven manifesteert. Ik denk aan zang en dans, aan voorstel lingen in petjoh, maar ook aan lezingen over de historie. Over het leven in Indië en in Nederland. En natuurlijk aan eten. Maar alles op kleine schaal. In elk geval kleiner dan de Pasar Malam Besar. Aan zoiets heb ik behoefte. Ik ben overigens al van plan geweest een keer naar de Indische vereniging (DES Beverwijk) te gaan. Ondanks dat er tus sen de mensen van die vereniging en mij een generatiekloof zit. Ik zou daar erva ring op kunnen doen en voor mijzelf kun nen bepalen wat ik mooi en passend vind en in stand zou willen houden en wat niet. Maar goed, uiteindelijk bepalen de huidi ge en komende generaties zelf of ze nog iets in stand willen houden. Men moet het leuk vinden Indisch bloed te hebben. Het kan ook zijn dat men van dat verleden af wil, dat men het gezeur vindt. Wij zijn Nederlanders. Punt uit. Landelijk gezien zou er een soort culture le databank moeten komen, waar belangstellenden hun informatie kunnen halen. Het ICC (Indisch Cultureel Centrum) zou zo'n rol kunnen vervullen. Aan de hand van die informatie zou een tweede/derde generatie Indische vereni ging haar programma kunnen samenstel len. Voor het organiseren van activiteiten vind ik één centrum in Zoetermeer te ver weg. Zoiets moet dichter bij je voordeur staan. Naast de culturele databank moet je ook gebruik maken van de kennis en ervaring van de ouderen. De rol van de Hollandse partners in zo'n nieuwe vereni ging zou veel groter zijn dan in de 'oude' verenigingen het geval is en was. Als ik iets in de organisatie van zo'n ver eniging kan betekenen, dan zou ik er voor open staan. Ik vertegenwoordig immers de generatie die behoefte heeft aan die vernieuwing. Althans dat denk ik. Ik ga in elk geval eens aftasten hoe mijn jongste zus hierop reageert. Zij heeft nu een hou ding van: ik ben van Indische afkomst ja. Prima. So what? Het enige dat aan die afkomst refereert, is het feit dat ze haar vingers naar buiten kan buigen, net als een Indonesische danseres. Daar is ze trots op. Mijn jongste zus zou voor mij een soort proefballon zijn. Als zij niet te enthousias meren is, dan ben ik bang dat de Indo's inderdaad verbleekt zijn. Hier heb ik een foto die mijn gevoel het beste weergeeft. Dit zou ik willen zijn. Een Javaan. In Nederland en in Indonesië. Ik had zelfs een associatie met de man die deze steen heeft uitgehouwen en dat terwijl hij een volbloed is. Ik stelde me voor dat hij bezig was de tekst te beitelen en dat ik naast hem stond te kijken. Toen hij klaar was, ruimde ik samen met hem de rommel op en ging een Bir Bintang met hem drinken. Nog even napraten. Als Javanen onder elkaar. Riny Boeijen OEDE PON E EPO Pharm. fabriek PHYTOL' Bracht 4, B 4790 Burg- Reuland, België, tel. 00 3280420082 Vraag gratis receptenboekje bij uw Toko en drogist 39

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 39