Het grote verlangen en de bedreiging moessQn door J.A. Stolk, huisarts Het grote verlangen is het verlangen gezond te mogen zijnde bedreiging is het virus. Een zwanenzang en een afscheid? Verlangen naar en hopen op, er naar uit kijken en bidden om en wensen en wen sen, wensen, wensen: Van alles en nog wat en nog veel meer. Rijk en machtig zijn en heel, heel veel en nog meer bezit tingen hebben, land, huizen, geld, juwe len, zoals diamanten en robijnen en sma ragd en goud en platina en een kasteel om dat alles in te bewaren. Wij willen er hard voor werken en nog meer arbeid verrichten daarvoor en een hele boel geluk erbij willen wij ook nog hebben en... en en... en dan ineens is alles voorbij! Weg is al dat bezit, geld, land, juwelen en ook het geluk is verdwenen! De stumper is ziek geworden! Het boek lob, daar staat het verhaal van hem nu in. Tot aan de laatste verzen, niet het hele boek dus, want bij Job komt het, zij wat laat, toch nog wel goed! In dit ondermaanse geldt: Geluk weg, dan is dat voor immer verdwenen, het zal nooit een Bijbels verhaal worden, in die zin, dat alles zich ten goede kan keren. Het wordt en blijft een verhaal vol van ellende en tegenspoed en pijn en verdriet en ook dat is een Bijbels verhaal! Ie bent ziek geworden en dat blijft dan daarbij. Je trekt met je bek en duwt wat met je hals- en rugspieren om de teugels van het hemelse- of helse onheil wat minder strak te krijgen, alles vergeefs, alles, alles... Dan komt, daarna en nadat en zoveel tijd later: I let echte en het echt grote verlan gen naar de gezondheid, het terugverlan gen naar je eigen, altijd zo gewoon gevon den, gezonde lichaam. In diezelfde Bijbel, in het boek Prediker, staat het bekende citaat geschreven: Alles is IJdelheid! Maybe, maar één ding is zeker, je gezond heid is geen IJdele Zaak! IJdel in de zin van een teveel, ijdel in de zin van node loos, omdat al die zaken niet hoeven, helemaal niet maybe in dit geval van onze gezondheid! Alles kan en mag en niets hoeft, dat geldt vooral voor onze gezondheid. In het alge meen kan gezegd worden, dat gezondheid een eigen leven leidt. Toen De Goede Heer het Geluk de wereld inzond om bij een aantal mensen te gast te zijn, gaf Hij het Geluk de vrije hand. Het geluk mocht gaan en staan waar het wilde en ook blijven of vertrekken wan neer het dat wilde. Een karaktertrek van Geluk is de grilligheid. Geluk bleek totaal en helemaal onbetrouwbaar. Drijfzand, waarop niet gebouwd kon worden. Het geluk van de gezondheid is een groot goed, maar het is en blijft drijfzand. Ik ben altijd gezond, wordt of ben nooit ziek, ik ben zo sterk als een beer en dan ineens is het twee keer niezen en je hebt er wat buikloop bij en jawel, voorbij, voorbij en voorgoed is al die gezondheid weg. Klinkt overdreven, maar toch. Ik wil niet op een krassende kraai lijken en allerlei onheil voorspellen en die brengen met mijn gekras. Ik wil ermee zeggen: Wees zuinig op je gezondheid. Wat nu heeft bij ons het Geluk het huis uit gejaagd? Waarom is er alleen maar pech en doffe ellende voor in de plaats gekomen? Het Virus heeft dat gedaan. De pathogene, de ziekmakende virussen hebben je gezondheid totaal verwoest en een geneesmiddel daartegen is nog steeds niet gevonden. Heel erg ziekmakende en sterk besmettelijke bacteriën, die zijn er ook en die zijn even gevaarlijk, maar heel vele van de bacteriële ziekten kan de dok ter genezen. Het toverwoord is dan anti biotica en 'toveren' doet deze vorm van medicijn. j Tegen een virus is geen kruid gewassen en ons lichaam moet daar in z'n eentje tegen opboksen en meestal redt ons lichaam dat niet. Het Latijnse woord virus betekent vergif j en vergif is het vast en zeker! Lees je er de Pinkhof op na, het grote woordenboek van de dokters, dan staat daar bij virus: 'Infectieuze, biologische eenheid zonder j celstructuur, niet instaat zelfstandig te leven, kan zich alleen in cellen handha ven en zich daar vermenigvuldigen. Buiten (de cellen van) ons lichaam bevindt het virus zich in een rustfase en wordt 'virion' genoemd en is volkomen onschadelijk. Virussen zijn alleen zichtbaar te maken met het electronenmicroscoop.' Het venijnige en vervelende en gevaarlijke van een virus is vooral het feit dat een virus 'leeft' in een cel. De cel nu heeft twee vormen van 'nucleine-zuren', het RNA en het DNA. Voor de cel en dus voor ons hele lichaam zijn die nucleine-zuren van essentieel levensbelang, de cel kan zich door die zuren delen en vermenig vuldigen en bij ziekte heeft de cel door die zuren, de mogelijkheid tot herstel. Een virus heeft of enkel het RNA of het DNA en het virus is daardoor geheel afhankelijk van de cel waar het virus is binnengedrongen. Alleen in de cel - zoals al eerder gezegd - kan het virus leven en zich vermenigvuldigen. Nu zou je kunnen verwachten dat je je als virus gedraagt ten opzichte van je gast heer, de cel dus, maar dat is zeker niet des virus. Het virus deelt zich in de cel - hoe?, dat weten wij nog steeds niet precies - maakt de cel kapot en zwermt uit in het bloed - van de patiënt - en dringt binnen bij andere cellen. Hier begint de ellende dan opnieuw. De patiënt wordt zieker en zieker en nog steeds weten de dokters niet hoe zo'n virusziekte te genezen. Afgezien van het feit dat er geen genees middelen zijn tegen virusziekten, bete kent het feit dat een virus in een cel leeft, wil je virus vernietigen, je ook de cel moet kapot maken en (ook) dat heeft zo z'n consequenties. Geneesmiddelen, die in die zin worden toegepast, kennen zo onnoemelijk veel bijwerkingen, dat in een aantal gevallen het middel erger is dan de kwaal. Uiteraard zijn er hele gevaarlijke en min der gevaarlijke virussen. Omdat de bestrij- 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 32